Ook aan het eind van 2025 maakt telt® het verschil met nuttige tips en adviezen voor jou als ondernemer. Want kennis delen leidt tot vermenigvuldiging van resultaat. Heb je bijvoorbeeld de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) al optimaal benut? Je leest erover in het eerste artikel op deze pagina.
We houden het fiscale en financiële nieuws nauwlettend voor je in de gaten. Zo blijf je eenvoudig op de hoogte en kun je plussen met voordeel. Heb je vragen naar aanleiding van deze berichten of neem je graag eens de proef op de som? Reken op telt®.
Het is zinvol om voor het optimaal benutten van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) te bekijken of je bepaalde investeringen nog in 2025 moet doen of dat je die beter kunt doorschuiven naar 2026. Het spreiden van investeringen kan je meer KIA opleveren. Investeer je in 2025 tussen € 2.900 en € 70.602, dan krijg je hierover 28% KIA. Je kunt voor een totale investering tussen € 70.602 en € 130.744 een vast bedrag claimen van € 19.769. Dit vaste bedrag neemt geleidelijk af bij investeringen van in totaal tussen € 130.744 en € 392.230. Boven een investeringsbedrag van € 392.230 krijg je geen KIA meer. Spreiden van de investeringen over twee jaren is dan dus vaak voordeliger.
Het Belastingplan 2023 bood het mkb de mogelijkheid om in 2023 op nieuwe bedrijfsmiddelen extra af te schrijven. Concreet hield dit in dat je op investeringen die je dat jaar deed direct al tot maximaal 50% over de aankoopprijs minus restwaarde mocht afschrijven ten laste van de winst. Over het restant moest je regulier afschrijven. Meer afschrijven in 2023 betekende minder belastbare winst, dus minder belasting betalen, waardoor je een liquiditeitsvoordeel had. Ook als je zelf een bedrijfsmiddel voortbracht, mocht je versneld afschrijven over de voortbrengingskosten die je in 2023 maakte. Bepaalde bedrijfsmiddelen waren uitgesloten van deze regeling, zoals gebouwen, schepen, vliegtuigen en bedrijfsmiddelen die bestemd zijn voor de verhuur aan derden. Ook bedrijfsmiddelen waarop via een andere regeling – zoals de Vamil – al vervroegd werd afgeschreven waren uitgesloten. Aan de mogelijkheid om vervoegd af te schrijven over bedrijfsmiddelen werd wel een belangrijke voorwaarde verbonden: je moet de bedrijfsmiddelen uiterlijk vóór 1 januari 2026 in gebruik hebben genomen. Controleer of dit ook daadwerkelijk is gebeurd en zorg dat je aan deze voorwaarde voldoet.
Het maximumbedrag aan energie-investeringen waarop je de energie-investeringsaftrek (EIA) kunt toepassen bedraagt € 151 miljoen. Dit maximum geldt in 2025 zowel voor investeringen in de eigen onderneming als voor investeringen in een samenwerkingsverband. Daardoor is het mogelijk dat de EIA in combinatie van beide situaties over meer dan € 151 miljoen kan worden toegepast. Om dit te voorkomen is een samentelbepaling ingevoerd. Het maximumbedrag aan energie-investeringen waarop de EIA kan worden toegepast bedraagt per belastingplichtige in totaal ten hoogste € 151 miljoen per jaar.
Sinds 2024 mag je als ondernemer in de inkomstenbelasting over het bedrijfspand dat je in eigen gebruik hebt, nog maar afschrijven tot de WOZ-waarde. Voorheen mocht je meer afschrijven, namelijk tot op 50% van de WOZ-waarde van het pand. Is de boekwaarde van het pand al lager dan de WOZ-waarde? Dan heb je geen bijtelling, maar kun je niet verder afschrijven.
Overgangsregeling
Je kunt mogelijk nog wel gebruikmaken van een overgangsregeling. Heb je het pand in eigen gebruik al vóór 2024 tot je ondernemingsvermogen of resultaatvermogen gerekend én daarover vóór 2024 nog geen 3 volledige boekjaren afgeschreven? Dan mag je in de resterende jaren van die 3 boekjaren nog volgens de oude regels afschrijven over dat pand. Concreet houdt dit in dat, als je voor het eerst hebt afgeschreven in 2023, je in 2025 nog een laatste keer volgens de oude regels mag afschrijven over het pand in eigen gebruik.
Heb je in het verleden een herinvesteringsreserve gevormd van de winst bij verkoop van een bedrijfsmiddel? Controleer dan of dit jaar het laatste jaar is, waarin je de reserve moet gebruiken. Dat moet immers binnen drie jaar na het jaar waarin je de herinvesteringsreserve hebt gevormd. Is dat het geval, zorg er dan voor dat je dit jaar nog investeert en voorkom dat je de reserve aan de belastbare winst moet toevoegen.
Vanaf 1 januari 2026 wordt de herzieningsregeling voor afgetrokken btw uitgebreid met verbouwingsdiensten. Dit is vorig jaar al beslist bij het Belastingplan 2025. De uitbreiding maakt een einde aan de constructie die vastgoedondernemingen inzetten om btw-aftrek te creëren. Daarbij wordt een pand omgebouwd naar nieuwe woningen die eerst kortdurend belast worden verhuurd, waardoor aftrekrecht ontstaat voor de btw op de verbouwingskosten. In het daaropvolgende kalenderjaar wordt overgestapt op langdurige (vrijgestelde) verhuur van de woningen, zonder dat de afgetrokken btw moet worden herzien. Hiervoor ontbreekt in de huidige btw-wetgeving een herzieningsregeling.
Hoe werkt de uitbreiding?
De uitbreiding gaat gelden voor verbouwingsdiensten aan onroerende zaken die niet tot nieuwbouw leiden. Denk hierbij aan schilderwerk, isolatie of dakrenovatie aan een pand. Daarbij geldt een drempel van € 30.000 (exclusief btw) per dienst. De vastgoedondernemer moet na het jaar van ingebruikname van de dienst 4 jaar bijhouden of de geclaimde btw-aftrek moet worden herzien. Daartoe wordt elk jaar het (vrijgestelde of belaste) gebruik van de dienst in dat jaar vergeleken met het (vrijgestelde of belaste) gebruik in het jaar van ingebruikname. Is in een jaar het gebruik met meer dan 10% gewijzigd ten opzichte van het jaar van ingebruikname, dan moet de aftrek worden herzien.
Actiepunt
Pas je administratie aan, zodat je vanaf 2026 de verbouwingen en renovaties die onder deze nieuwe herzieningsregeling vallen inzichtelijk hebt.
Heb je bedrijfsmiddelen waarvoor je investeringsaftrek hebt gehad? Voorkom dan een desinvesteringsbijtelling. Daarmee krijg je te maken als je deze bedrijfsmiddelen verkoopt binnen vijf jaar na het begin van het jaar, waarin je de aftrek hebt geclaimd. Ook als je binnen die termijn een handeling verricht die met verkoop gelijk wordt gesteld – je brengt bijvoorbeeld een bedrijfsmiddel over naar je privévermogen – krijg je hiermee te maken.
Check altijd eerst de investeringsdatum, voordat je tot desinvesteren overgaat. Wellicht moet je dat pas in 2026 doen.
Als je in het verleden verliezen hebt geleden, kun je die in de inkomstenbelasting verrekenen met winsten van de voorafgaande 3 jaar of met de winsten van de 9 volgende jaren. Dit betekent dat verliezen uit 2016 na 31 december 2025 niet meer verrekenbaar zijn. Door tijdig actie te ondernemen, kun je (een deel van) de verliezen misschien toch nog verrekenen. Dat kan bijvoorbeeld door omzet naar voren te halen, stille reserves in bedrijfsmiddelen te realiseren of uitgaven uit te stellen. telt® kan voor je uitzoeken welke mogelijkheden je hebt.
Vanaf 1 januari 2026 gaat het btw-tarief op logies en hotelovernachtingen fors omhoog van 9% naar 21%. Kampeerterreinen zijn van deze verhoging uitgezonderd. Vanwege de impact op de sector, is nog geprobeerd om deze verhoging via een motie in de Tweede Kamer van tafel te krijgen, maar het demissionaire kabinet wil de motie niet uitvoeren. Bied je naast overnachtingen ook andere faciliteiten los aan, zoals ontbijt of toegang tot een zwembad of een attractiepark? Dan geldt daarvoor het 9%-tarief. Hanteer je een all-in prijs voor logies en andere faciliteiten? Dan moet je de vergoeding opsplitsen in deels belast met 21% en deels met 9%. Heb je een bedrijf in deze sector? Pas dan je administratie en systemen hierop aan.
De btw-verhoging van 9% naar 21% voor cultuur, media en sport per 1 januari 2026 is wel van de baan.
Let op
Ontvang je al in 2025 reserveringen en/of betalingen voor overnachtingen in 2026 (of later)? Dan moet je daarop ook het 21%-tarief toepassen.
Beroeps- of bedrijfsmatige handelaren in goederen mogen vanaf 1 januari 2026 geen transacties in contanten meer verrichten vanaf € 3.000. Ook samengestelde transacties vallen onder het verbod. Betalingen opknippen bijvoorbeeld via verschillende facturen die allemaal onder het grensbedrag blijven, heeft daardoor geen zin. Particulieren die onderling handelen (bijvoorbeeld via Marktplaats) vallen niet onder het verbod. Verder geldt het verbod voorlopig nog niet voor dienstverleners als schoonmaakbedrijven, kappers en reisbureaus. Het is de bedoeling dat voor hen vanaf 10 juli 2027 ook een limiet gaat gelden voor contante betalingen.
Let op Voor betalingen via de bank van € 10.000 of meer blijft een cliëntenonderzoek verplicht. Ook moeten eventuele ongebruikelijke transacties nog steeds worden gemeld bij FIU-Nederland.
De bedrijfsopvolgingsregelingen in de inkomstenbelasting (doorschuifregeling aanmerkelijk belang, DSR ab) en de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) zijn de afgelopen jaren telkens aangepast. Ook in 2026 worden er enkele wijzigingen in deze regelingen doorgevoerd. Zo worden de voorwaarden bij de bezitseis en de voortzettingseis in de BOR versoepeld. De bezitseis houdt in dat de erflater voorafgaand aan de overdracht minimaal 1 jaar (de schenker 5 jaar) in het bezit van de onderneming of de aandelen moet zijn geweest. De voortzettingseis houdt sinds dit jaar in dat de opvolger de onderneming minimaal 3 jaar voortzet of de aandelen minimaal 3 jaar houdt. Heeft de opvolger de onderneming (of de aandelen) vóór 1 januari 2025 verkregen? Dan blijft de oude voortzettingstermijn van 5 jaar van kracht.
De versoepeling van de voorwaarden bij de bezits- en voortzettingseis maakt het mogelijk dat bepaalde herstructureringen tijdens de bezits- en voortzettingsperiode vanaf 1 januari 2026 niet meer leiden tot een nieuwe bezits- en voortzettingsperiode. Denk hierbij aan een verandering van de juridische structuur, de rechtsvorm van de onderneming of een fusie of splitsing. Hiervoor gelden wel twee vereisten:
Wil je een nieuwe bezits- of voortzettingsperiode voorkomen? Dan kan het zinvol zijn om de bedrijfsopvolging uit te stellen tot 2026. Vraag ons wat in jouw situatie wijs is om te doen.
Preferente aandelen
Een andere wijziging per 1 januari 2026 in de bedrijfsopvolgingsregelingen betreft de wettelijke vastlegging van de nieuwe definitie van zogenoemde ‘preferente aandelen’. Dit zijn aandelen met voorrang ten aanzien van winstverdeling of liquidatieopbrengsten. Preferente aandelen kwalificeren in beginsel niet voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregelingen, tenzij deze ooit zijn ontstaan in het kader van een bedrijfsopvolging. Houd je aandelen in een bv, waarin aandelen zijn uitgegeven met voorrang bij de winstverdeling? Vraag ons dan te beoordelen welke fiscale gevolgen de nieuwe definitie van preferente aandelen vanaf 1 januari 2026 voor jou heeft.
Tegengaan constructies
Twee constructies waarbij ongewenst gebruik wordt gemaakt van de BOR, worden vanaf 1 januari 2026 bestreden. Ten eerste zijn dat de zogenoemde ‘rollatorinvesteringen’. Bij deze constructie vormen vermogenden vaak op hogere leeftijd beleggingsvermogen dat niet kwalificeert voor de BOR, om in ondernemingsvermogen dat wél kwalificeert voor de BOR. Deze constructie wordt bestreden door voor AOW-gerechtigden een langere, leeftijdsafhankelijke bezitsperiode in te voeren.
De andere constructie die vanaf 1 januari 2026 wordt bestreden is de zogenoemde ‘dubbel-BOR’. Bij deze constructie kopen ouders na het verstrijken van de voortzettingstermijn van 3 of 5 jaren de aan hun kind met gebruikmaking van de BOR overgedragen onderneming weer terug. Daarna wordt dezelfde onderneming opnieuw met toepassing van de BOR aan het kind geschonken. Deze constructie wordt bestreden doordat de BOR vanaf 1 januari 2026 nog slechts 1 keer per onderneming kan worden toegepast.
Op deze pagina is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot en met 28 november 2025. Hoewel de uiterste zorg is nagestreefd ten aanzien van de inhoud, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele fouten en onvolledigheden. telt® sluit bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kun je altijd contact met ons opnemen.