Een eerste stap voor een dga om te voorkomen dat de fiscus hem belast voor een hoog gebruikelijk loon, is het tijdig indienen van zijn aangifte. Door aan zijn aangifteplicht te voldoen, loopt hij niet tegen een omkering van de bewijslast aan. Natuurlijk is het nog beter als de dga het fictief loon dat hem voor ogen staat kan beargumenteren.
Een man houdt alle aandelen in een bv die een accountantspraktijk drijft. De man voert de werkzaamheden van de bv uit. De Belastingdienst maant deze dga diverse malen aan om zijn aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2014 in te dienen. Maar de dga geeft daar geen gehoor aan. Daarom legt de inspecteur hem ambtshalve aanslagen op. De man gaat vervolgens in bezwaar door alsnog aangiftes in te dienen. Hoewel de inspecteur de bezwaarschriften afwijst vanwege termijnoverschrijding, merkt hij ze wel aan als verzoeken om ambtshalve verminderingen. De fiscus verlaagt dan ook de aanslagen. Maar de dga vindt dat na deze ambtshalve vermindering het gebruikelijk loon nog te hoog is. Bovendien heeft de fiscus verzuimboetes opgelegd en in stand gelaten.
De dga start daarom een beroepsprocedure. De man begint echter met een achterstand. Hij heeft immers zijn aangifteplicht verzaakt, zodat sprake is van een omkering van de bewijslast. De dga neemt alleen stellingen in en levert geen bewijs aan. De Belastingdienst onderbouwt zijn berekening van het gebruikelijk loon wel. Het gebruikelijk loon is gebaseerd op gegevens die de dga zelf heeft aangeleverd. Daarnaast maakt de fiscus aannemelijk dat de bv voldoende financiële ruimte heeft om het loon te kunnen betalen. Hof Den Bosch verklaart het hoger beroep van de man dan ook ongegrond.
Bron: Hof Den Bosch 19-06-2020