De NVWA constateerde bij een controle op onder andere de mestverwerkingsplicht in 2015 dat een veehouder niet aan deze plicht had voldaan. De veehouder kreeg daarop een boete van bijna € 7.000, waartegen hij in beroep ging bij de rechtbank. De veehouder had volgens de overlegde stukken een vervangende verwerkingsovereenkomst (VVO) ten aanzien van 700 kg fosfaat afgesloten met een adviesbureau, die daarvoor een bedrag van bijna € 1.300 in rekening had gebracht. Het adviesbureau had met een andere veehouder een overeenkomst afgesloten om 12.000 kg fosfaat verantwoord te laten bewerken en exporteren. Het adviesbureau zou de VVO’s melden bij RVO. De rechtbank oordeelde dat uit de stukken niet bleek dat de veehouder zijn mestverwerkingsplicht had overgedragen. De omstandigheden dat het de veehouder niet was gelukt de overdracht van zijn mestverwerkingsplicht bij RVO te melden en dat hij het adviesbureau voor de overname had betaald, waren onvoldoende om dat te kunnen concluderen. RVO had dan ook terecht geconstateerd dat de veehouder niet aan zijn mestverwerkingsplicht had voldaan. Zij was dan ook bevoegd een boete op te leggen. De veehouder voerde nog aan dat hooguit sprake was van een administratieve fout en dat hem geen of minder verwijt trof, omdat hij de VVO niet had kunnen indienen vanwege storingen op de website van RVO. De rechtbank ging daarin niet mee, reeds omdat niet was gebleken dat de veehouder er alles of tenminste iets aan gedaan had om de melding toch gedaan te krijgen.