Voor een holding kan het interessant zijn om aannemelijk te maken dat de acquisitie van een tussenhoudster eigenlijk een miskoop was. Dit kan een beperking van de aftrek van een eventueel liquidatieverlies voorkomen.
Een bv koopt in 2004 van een derde 74% van de aandelen in een Limited (Ltd.) De indirecte moedermaatschappij van de bv koopt de resterende 26%. Deze moedermaatschappij brengt later dat jaar deze aandelen in de bv in. De Ltd. houdt (in)direct een 100% belang in acht andere lichamen. In 2012 vindt de liquidatie van de Ltd. plaats. De bv stelt daarbij een liquidatieverlies te hebben geleden van € 17.536.821. De Belastingdienst stelt het liquidatieverlies echter op nihil. Daarbij past de fiscus een wettelijke bepaling voor de liquidatie van een tussenhoudster toe. Deze bepaling treedt in werking als de deelneming van de ontbinden tussenhoudster na de verkrijging in waarde is gedaald. Deze waardedaling komt in mindering op het aftrekbare liquidatieverlies. In dit geval overtreft de waardedaling na de verkrijging van het belang in de Ltd. het liquidatieverlies. De bv betwist voor Hof Amsterdam dat de waardedaling pas na de verkrijging van de deelneming in de Ltd. is ontstaan. Zij claimt dat de aankoop van de aandelen een miskoop is geweest. Het hof hanteert als uitgangspunt dat de koopprijs die derden overeenkomen gelijk is aan de waarde in het economische verkeer van de aandelen. Als de bv een stelling inneemt die van dat uitgangspunt afwijkt, zal zij deze stelling aannemelijk moeten maken. Maar dat lukt de bv niet. Het hof oordeelt dan ook dat de bv geen liquidatieverlies mag aftrekken.
Bron: Hof Amsterdam 23-02-2021 (gepubl. 06-10-2021)