De provincie Noord-Brabant sloot een geliberaliseerde pachtovereenkomst voor drie jaar af met een landbouwer met betrekking tot een perceel landbouwgrond van 2,6 hectare. In de overeenkomst was een bepaling opgenomen dat op het gepachte geen glyfosaathoudende middelen (bijvoorbeeld Roundup) mochten worden gebruikt. De grondkamer wijzigde de pachtovereenkomst door deze bepaling te schrappen en keurde de aldus gewijzigde overeenkomst goed. De verpachtster stelde hiertegen beroep in. De Centrale Grondkamer oordeelde dat in dit geval de inperking van exploitatievrijheid van de pachter door het glyfosaatverbod niet als buitensporig kon worden aangemerkt, omdat het genot dat de pachter uit hoofde van de pachtovereenkomst werd geboden het tijdelijke gebruik van percelen was, de pachtovereenkomst na bieding was gesloten, de pachter daarbij op de hoogte was van het verbod en niet was gebleken dat het glyfosaatverbod het gebruik van het perceel wezenlijk beperkte. Ook in de gangbare landbouw komt het tegenwoordig regelmatig voor dat agrariërs geen of slecht sporadisch glyfosaat gebruiken. Exploiteren van percelen zonder glyfosaat is dus volgens de Centrale Grondkamer mogelijk. Verder wordt in wetenschappelijke publicaties geconcludeerd dat het gebruik van glyfosaat een blijvende negatieve invloed heeft op de bodemgezondheid. Een glyfosaatverbod schaadt de algemene landbouwbelangen daarom volgens de Centrale Grondkamer ook niet.