Ondernemers die investeren in appartementen die zijn bestemd voor (kortdurende) bewoning, kunnen daarover niet de milieu-investeringsaftrek toepassen.
Een bv investeert in 2018 € 4.000.000 in de verbouwing van een bedrijfsruimte. Daarbij zijn onder meer een restaurant, kantoorruimtes en 73 ‘short stay’-appartementen gerealiseerd. De bv verhuurt dit het hele complex aan een derde. Deze huurder geeft de ‘short stay’-appartementen vervolgens in gebruik aan natuurlijke personen. De bv meldt haar investering bij de RVO om in aanmerking te komen voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De RVO laat weten dat de bv in beginsel recht heeft op een MIA van 13,5% (bedrag 2018 investeringscategorie III). Maar de MIA is volgens de RVO niet van toepassing op de ‘short stay’-appartementen, omdat deze als woningen kwalificeren. Hoewel art. 3.45 lid 1 onderdeel c Wet IB 2001 woningen niet per definitie uitsluit van de MIA, doet de Milieulijst 2018 dat wel.
De bv gaat in beroep en stelt dat de appartementen niet zijn bestemd voor bewoning, maar voor hotelexploitatie. Rechtbank Gelderland gaat niet mee met dit standpunt. De appartementen zijn voorzien van woonfaciliteiten en zijn te gebruiken voor bewoning. Als komt vast te staan dat de appartementen uitsluitend als onderdeel van een hotelarrangement aan gasten ter beschikking worden gesteld, kan sprake zijn van hotelexploitatie. Een hotelarrangement houdt in dat het gebruik van het betreffende verblijf (slechts) een onderdeel is van een breder pakket aan diensten en faciliteiten, bijvoorbeeld ontbijt en/of diner. Maar de bv heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de appartementen uitsluitend als onderdeel van een hotelarrangement aanbiedt. Daarom tellen de appartementen voor toepassing van de MIA als woningen. Verder oordeelt de rechtbank dat het uitsluiten van woningen van de MIA niet strijdig is met het doel en de strekking van deze faciliteit. Het beroepschrift van de bv is ongegrond.
Bron: Rb. Gelderland 30-05-2023 (gepubl. 27-06-2023)