Een melkveehouder had meerdere boetes gekregen van RVO vanwege het niet-naleven van de gebruiksnormen en de derogatievoorwaarden. Bij een bedrijfscontrole had de NVWA geconstateerd dat de melkveehouder een perceel grasland had meegenomen als gangbaar grasland, terwijl dit perceel in een Natura 2000-gebied lag en hierop het beheertype N12.02 ‘Kruiden en faunarijk grasland’ rustte. Daardoor werd de gebruiksnorm dierlijke meststoffen overschreden, was het bemestingsplan niet naar waarheid ingevuld en werd niet voldaan aan de 80%-graslandeis. In de hoger beroepszaak overwoog het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat aan de hand van de feitelijke omstandigheden beoordeeld moet worden of sprake is van een zodanige inperking van de landbouwactiviteit dat geen sprake is van landbouwgrond, maar van natuurterrein. Volgens het College had RVO onvoldoende aangetoond dat sprake was van een aanmerkelijke inperking van landbouwkundige activiteit dat het perceel niet als landbouwgrond kon worden beschouwd. Uit de bij dit beheertype behorende beheeradviezen blijken geen beperkingen. Het zijn slechts adviezen. Uit de pachtovereenkomst bleken geen beperkingen ten aanzien van het landbouwkundig gebruik. Bovendien stelde de melkveehouder dat op het perceel dieren waren geweid en dat het was gemaaid. Naar het oordeel van het College had de melkveehouder dit perceel naar eigen keuze kunnen gebruiken door teeltplan en bemestingsplan op elkaar af te stemmen. Dat betekende dat het perceel aangemerkt moest worden als landbouwgrond en dat voldaan werd aan de 80%-graslandeis.