Percelen met een bepaald natuurbeheertype werden in het stelsel van betalingsrechten aanvankelijk uitgesloten voor de toekenning en uitbetaling van betalingsrechten. In juli 2017 oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat het natuurbeheertype geen geschikt criterium is voor de bepaling of een perceel subsidiabel is, maar dat gekeken moet worden naar de feitelijke situatie. Voor een aantal landbouwers betekende dit dat zij in 2015 ten onrechte geen betalingsrechten hadden gekregen op bepaalde percelen, waardoor zij betalingen mistten in 2015 tot en met 2017.
Een landbouwer verzocht RVO.nl om herziening van het, reeds in rechte vaststaande, besluit tot toekenning van betalingsrechten in 2015. Na afwijzing van het bezwaar stelde hij beroep in bij het College. Het beroep werd echter ongegrond verklaard.
Volgens het College kan alleen terug worden gekomen op het oorspronkelijke besluit in het geval van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Daarvan is geen sprake bij nieuwe rechtspraak. In beginsel hoefde RVO.nl daarom niet terug te komen op het toekenningsbesluit. Dit is volgens het College slechts anders indien het besluit om niet terug te komen van het eerdere besluit evident onredelijk is.
Dat een herbeoordeling van de afgekeurde percelen op basis van de feitelijke situatie zou leiden tot andere besluiten (toekenning en uitbetaling) over 2015, is volgens het College onvoldoende zwaarwegend voor het oordeel dat het besluit om de oorspronkelijke besluiten niet te herzien evident onredelijk is. Daarbij is het van belang dat de landbouwer de mogelijkheid heeft gehad om tegen deze besluiten rechtsmiddelen aan te wenden, waarvan hij had afgezien. Hij had geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld dat in dit geval minder belang moest worden toegekend aan de rechtszekerheid dan aan zijn financiële belang bij heroverweging van het besluit. Het enkele feit dat andere landbouwers in vergelijkbare situaties wel hebben doorgeprocedeerd en in sommige gevallen alsnog gelijk hebben gekregen, kon niet leiden tot een ander oordeel. Daarbij benadrukte het College dat een beslissing die niet is aangevochten – en dus definitief is geworden – haar rechtskracht behoudt, ook indien die beslissing achteraf gezien wellicht niet juist was. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is geen sprake, nu het feit dat andere landbouwers wel rechtsmiddelen hebben ingesteld en de landbouwer in deze zaak niet, in het licht van het wettelijke systeem een relevant en doorslaggevend onderscheid vormt tussen de rechtsposities van die landbouwers en van de landbouwer in deze zaak. Het feit dat de landbouwer met RVO in gesprek was om de afgewezen percelen alsnog voor subsidie in aanmerking te krijgen, deed er niet aan af dat van hem als ondernemer verwacht mag worden dat hij in ieder geval zijn rechten zeker stelt.
Het College concludeerde dat RVO.nl haar besluiten niet hoefde te herzien.