Een inwoner van Nederland die in een auto met een buitenlands kenteken de Nederlandse weg berijdt, kan een forse naheffingsaanslag MRB tegemoet zien voor de periode waarin de auto feitelijk ter beschikking kan hebben gestaan. Nageheven kan worden over een periode van maximaal vijf jaar, tenzij men kan aantonen dat de auto korter ter beschikking stond.
Een inwoner van Nederland wil op 10 december 2016 zijn ouders van het vliegveld afhalen in Duitsland. Omdat de auto van zijn vader niet wil starten, neemt hij de auto van zijn broer die bij hem op bezoek is. Deze broer woont – op 600 km afstand – in Duitsland en rijdt in een auto met een Duits kenteken. De rit in de Duitse auto wordt bij een controle ontdekt en levert een naheffingsaanslag MRB op van € 6.799, berekend over de periode 1 januari 2012 tot en met 9 december 2016 en een boetebeschikking van € 5.278.
De man gaat in bezwaar en beroep tegen de naheffing en boete. Hij verwijst hiervoor naar verklaringen van hemzelf, zijn ouders en zijn broer. Volgens de inspecteur komt aan die verklaringen onvoldoende bewijskracht toe, maar de rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van de man zoals ook ter zitting herhaald, de overgelegde verklaringen en meer in het bijzonder aan de verklaring van de broer. Anders dan de inspecteur betoogt, leidt de omstandigheid dat deze broer regelmatig op bezoek komt niet zonder meer tot de conclusie dat diens auto aan de belanghebbende ook op andere momenten feitelijk ter beschikking stond. Ook uit het dossier blijkt niet dat de auto eerder gedurende een langere of andere periode feitelijk ter beschikking heeft gestaan. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking moeten daarom worden vernietigd.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 11-12-2019 (publ. 14-01-2020)