Voor de hoogte van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) bij een samenwerkingsverband is de totale investering in het ondernemingsvermogen van het samenwerkingsverband relevant. De aldus berekende KIA wordt naar verhouding verdeeld over de firmanten.
Een firma investeert in 2016 voor € 128.000 in bedrijfsmiddelen. Aanvankelijk passen de firmanten ieder € 6.926 aan KIA toe. Na ontvangst van hun aanslag maken ze bezwaar tegen de hoogte van de KIA. In het bezwaarschrift stellen zij ieder recht te hebben op een KIA van € 13.852, behorende bij de investering van € 128.000 door de firma. Rechtbank Den Haag stelt aan de hand van de wettekst de hoogte van de KIA voor iedere firmant vast op € 6.926. De rechtbank kan het standpunt van de firmanten niet volgen. Dit standpunt gaat namelijk voorbij aan de wettelijke regeling van de KIA. In de parlementaire geschiedenis bij deze bepaling staat dat voor toepassing van de KIA bij samenwerkingsverbanden juist is beoogd voor samenwerkingsverbanden deze zoveel mogelijk hetzelfde te behandelen als bij eenmanszaken en bv’s. Daarom is voor de hoogte van de KIA het investeringsbedrag van het samenwerkingsverband relevant. Volgens de rechtbank komt daar ook nog bij dat het standpunt van de firmanten zou inhouden dat door beide vennoten ieder een bedrag van € 128.000 aan bedrijfsmiddelen is geïnvesteerd, terwijl de totale investering door beide firmanten € 128.000 is.
Bron: Rb. Den Haag 17-5-2019 (publ.12-8-2019)