In sommige situaties houdt een ondernemer naast zijn aandeel in een IB-samenwerkingsverband een aanmerkelijk belang in een bv. Hij kan dan via het samenwerkingsverband zijn bv een lening verstrekken. Ook dan kunnen rond de onzakelijke lening aan de orde komen.
Een echtpaar is onder huwelijkse voorwaarden getrouwd en drijft via een VOF een kapperszaak. De man is daarnaast dga van een moedermaatschappij met een 100% deelneming in een bv. Deze bv verkoopt haarverzorgingsproducten. De VOF leent € 150.000 aan de bv. Maar de bv komt in financiële moeilijkheden. Zij verkoopt haar activa en goodwill aan een derde. Daarom wil het echtpaar de vordering van de VOF op de bv afwaarderen. Maar de inspecteur denkt dat deze lening onzakelijk is. Het geschil leidt tot een beroepsprocedure. Het hof constateert dat de bank vanwege een vermindering van haar vordering op de bv een bedrag van € 103.000 ten laste van de VOF heeft geboekt. Daarmee stelde zij de VOF hoofdelijk aansprakelijk voor schulden van de bv. Het hof meent dat de VOF zakelijk heeft gehandeld toen zij voor het eerst een lening verstrekte aan de bv. Maar de leningen die zijn overeengekomen na de verkoop van de activa van de bv zijn onzakelijk. Het hof past daarbij de leer van de paraplu-financieringsovereenkomst toe. Deze leer komt overigens uit de sfeer van de vennootschapsbelasting. Maar volgens het hof maakt het niet uit of iemand direct of via zijn VOF geld leent aan zijn bv. De VOF mag alleen dat deel van de vordering afwaarderen dat is gekoppeld aan de oorspronkelijke lening na aftrek van de aflossingen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 13-10-2020