Het opnemen van een ontbindende in plaats van een opschortende voorwaarde in het echtscheidingsconvenant kan het verschil maken tussen wel of geen hypotheekrenteaftrek.
Nadat een echtpaar is gescheiden, blijft de vrouw in de echtelijke woning in België wonen. Het echtscheidingsconvenant bevat een nihilbeding. Dat betekent dat de ex-echtgenoten van elkaar geen partneralimentatie vorderen. Verder bepaalt het convenant dat de woning en de hypotheekschuld toekomen aan de vrouw. Dit gebeurt onder de opschortende voorwaarde dat de bank de man ontslaat van zijn hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de hypotheekschuld. Deze gebeurtenis vindt plaats in september 2018. Maar de vrouw betaalt in 2016 al de volledige hypotheekrente. Wanneer zij als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige het hele rentebedrag wil aftrekken, accepteert de Belastingdienst echter maar de helft van de aftrek.Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is dat terecht. De vrouw stelt dat het aandeel van haar ex-echtgenoot in de economische eigendom van de woning al vóór 2016 onder ontbindende voorwaarde aan haar is overgedragen. Maar het echtscheidingsconvenant noemt duidelijk het ontslaan van de hoofdelijke verplichting van de man als een opschortende voorwaarde. De overdracht vindt daardoor pas plaats als is voldaan aan deze voorwaarde. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat de ex-echtgenoten eigenlijk iets anders hebben bedoeld. De vrouw kan evenmin de ene helft van de hypotheekrente aftrekken als partneralimentatie. Op grond van het nihilbeding in het echtscheidingsconvenant hoeft zij immers de rente van de man niet te betalen.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 05-01-2023 (gepubl. 17-01-2023)