Rechtbank Noord-Holland heeft het belastbare rendement op altcoins, die sterk in koers waren gedaald, op nihil gezet.
Op grond van de wettekst is het box 3-inkomen van een vrouw over 2018 vastgesteld op € 5.064. De vrouw stelt dat dit rendement te hoog is en dat zij recht heeft op rechtsherstel. Zij betwist onder meer dat een deel van haar bezittingen, een aangehouden hoeveelheid cryptovaluta (altcoins), box 3-bezittingen zijn. De rechtbank verwerpt dit standpunt. De wet bepaalt dat overige vermogensrechten met een waarde in het economische verkeer bezittingen zijn. Daarbij is het begrip ‘vermogensrecht’ in de inkomstenbelasting ruimer dan in het burgerlijk wetboek. Cryptovaluta zijn daarom vermogensrechten. Bovendien verhandelt men cryptovaluta in het economische verkeer en voorziet hen van een koerswaarde. Door deze omstandigheden kwalificeren altcoins en andere cryptovaluta als bezittingen in box 3.
Werkelijk rendement op cryptovaluta was negatief Vervolgens is de vraag of de box 3-heffing over de altcoins te hoog is. De vrouw maakt aannemelijk dat de altcoins een zeer volatiele belegging vormen. De waarde van deze belegging fluctueert sterk, maar heeft in 2018 een sterk dalende tendens laten zien. Ook verklaart de vrouw geloofwaardig dat in 2018 geen onttrekkingen uit de altcoins bezittingen hebben plaatsgevonden. Zij heeft alleen een storting van € 6.000 gedaan. Ten slotte heeft de koerswaarde van de altcoins op 1 januari 2018 en 1 januari 2019 € 154.016 respectievelijk € 5.987 bedragen. De rechtbank berekent het werkelijk rendement op € 5.987 -/- € 154.016 -/- € 6.000 = € 154.029 negatief. Dit werkelijk rendement werkt zeer sterk af van het forfaitaire rendement, ook na de toepassing van de Wet rechtsherstel box 3. Daarom biedt de rechtbank verder rechtsherstel door het belastbare rendement op de altcoins op nihil te stellen.
Bron: Rb. Noord-Holland 14-09-2023 (gepubl. 27-10 2023).