Bij een stalsysteem waarbij de gezondheid en het welzijn van de dieren afhankelijk zijn van een kunstmatig ventilatiesysteem zijn een noodsysteem (noodstroomaggregaat) en een alarmsysteem verplicht. In een wijziging van de Regeling houders van dieren worden nu nadere eisen gesteld aan deze systemen. Dit moet de sector meer duidelijkheid bieden en de handhaving ten goede komen.
Het alarmsysteem moet de houder erop wijzen dat het hoofdsysteem voor de ventilatie is uitgevallen. Om te borgen dat het alarmsysteem de houder tijdig kan informeren, dient dit systeem gebruik te maken van minstens twee parallelle verbindingen. Een akoestisch alarm, zoals een hoorn, is niet voldoende. Het alarmsysteem dient onafhankelijk te zijn van de netspanning en voorzien te zijn van een eigen accu en een bewaakte verbinding. Een bewaakte verbinding houdt in dat de houder een alarmbericht ontvangt indien de alarmering niet goed functioneert, zodat maatregelen kunnen worden genomen. Het alarmsysteem moet maandelijks getest worden. Direct na het testen moeten de datum en het tijdstip van testen, eventuele geconstateerde onregelmatigheden of defecten en uitgevoerde herstelacties geregistreerd worden.
De houder van dieren moet in een alarmplan een beschrijving opnemen van de methode van testen, de wijze van alarmering, de gegevens van personen en/of instanties die gecontacteerd worden na alarmering (alarmopvolgers), de te treffen handelingen op het moment dat het alarm afgaat en de contactgegevens van een elektrotechnische storingsdienst. De alarmopvolgers moeten steeds kunnen beschikken over het alarmplan.
Een noodstroomaggregaat moet de stroomvoorziening hervatten wanneer deze is uitgevallen, zodat het ventilatiesysteem hervat kan worden. Het aggregaat is alleen verplicht in stallen waarbij de gezondheid en het welzijn van het dier afhankelijk zijn van een kunstmatig ventilatiesysteem. In deze stallen kan het eventueel openen van luiken of deuren namelijk niet garanderen dat er voldoende verse lucht voor alle dieren binnenkomt. Het noodsysteem moet maandelijks onbelast en minimaal één keer per jaar belast worden getest. Direct na het testen moeten de datum en het tijdstip van testen, eventuele geconstateerde onregelmatigheden of defecten en uitgevoerde herstelacties worden geregistreerd. In de ruimte waarin het noodstroomaggregaat is opgesteld moeten een bedieningshandleiding en voldoende brandstof (voor zes uur draaien) aanwezig zijn. In het alarmplan moet de benodigde hoeveelheid brandstof vastgelegd worden.