Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de waardeverandering van landbouwgrond alleen in aanmerking komt voor de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting , als deze grond geheel of nagenoeg geheel (minimaal 90%) dienstbaar is aan het eigen landbouwbedrijf. Hierbij wordt onder een landbouwbedrijf verstaan een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten van akkerbouw, van weidebouw of van tuinbouw, of op het in het kader van de veehouderij fokken, mesten of houden van dieren. Het opwekken van energie door middel van zonnepanelen op landbouwgrond valt niet onder de wettelijke definitie van het landbouwbedrijf. Voor grond in gemengd gebruik – bijvoorbeeld wanneer op het gehele perceel zonnepanelen zijn geplaatst waar schapen onder de panelen door kunnen lopen – geldt volgens de Staatssecretaris van Financiën dat deze grond niet in aanmerking komt voor toepassing van de landbouwvrijstelling. In deze situatie kan namelijk niet worden voldaan aan de voorwaarde dat de landbouwgrond geheel of nagenoeg geheel wordt aangewend in het kader van het landbouwbedrijf.