Als een belanghebbende in een brief aan de fiscus duidelijk maakt dat hij het niet eens is met de uitspraak van de inspecteur op zijn bezwaarschrift, dan moet de Belastingdienst zo’n brief doorsturen naar de belastingrechter als beroepschrift. Als de inspecteur deze doorzendplicht verzaakt, mag de rechter de belanghebbende niet tegenwerpen dat de beroepstermijn is overschreden.
Een man dient een bezwaarschrift in tegen een opgelegde aanslag inkomstenbelasting 2012. De inspecteur doet op 15 oktober 2018 uitspraak op dit bezwaarschrift. De man stuurt vervolgens op 30 oktober 2018 een brief naar de fiscus waarin hij bezwaar maakt tegen de uitspraak op bezwaar. Wanneer de inspecteur niet reageert op deze brief, stelt de man op 30 november 2018 beroep in. De rechtbank verklaart dit beroep niet-ontvankelijk vanwege een overschrijding van de beroepstermijn. In cassatie oordeelt de Hoge Raad echter dat deze redenering onbegrijpelijk is. De man stelt in zijn brief van 30 oktober 2018 heel duidelijk dat hij het oneens is met de uitspraak op zijn bezwaarschrift. In zo’n geval moet de Belastingdienst de brief als beroepschrift doorsturen naar de rechter. De Hoge Raad geeft de rechtbank de opdracht om de zaak alsnog in behandeling te nemen.
Bron: Hoge Raad 14-02-2020