Een ondernemer die pas na de ontvangst van een naheffingsaanslag omzetbelasting zijn btw-aangifte indient en hierin om een teruggaaf verzoekt, heeft geen poot om op te staan als de inspecteur het teruggaafverzoek naast zich neerlegt. De aangifte is dan namelijk te laat ingediend, zo oordeelde Rechtbank Noord-Nederland.Een ondernemer had op 1 mei 2017 nog geen btw-aangifte ingediend over het tijdvak maart 2017. Daarom legde de inspecteur met dagtekening 29 mei 2017 een naheffingsaanslag op. Op 18 juli 2017 diende de ondernemer alsnog zijn btw-aangifte in, waarin hij om een btw-teruggaaf van € 250.723 verzocht. De inspecteur verminderde de naheffingsaanslag vervolgens tot nihil. Tevens merkte hij de – te laat – ingediende aangifte aan als een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting, maar omdat de aangifte te laat was ingediend, verklaarde de inspecteur dit verzoek niet-ontvankelijk. Ook het bezwaar dat de ondernemer tegen deze beslissing maakte, werd door de inspecteur niet ontvankelijk verklaard.De rechtbank stelde de inspecteur in het gelijk. Een ondernemer die pas na ontvangst van de naheffingsaanslag zijn btw-aangifte indient, is te laat. De inspecteur kan een negatieve aangifte wel opvatten als een verzoek om een ambtshalve teruggaaf, maar als hij dit verzoek afwijst, kan de ondernemer niet in beroep gaan tegen deze afwijzing.Bron: Rb. Noord-Nederland, 21-08-2018