Als een geldlening tussen een dga en zijn vennootschap mondeling wordt aangegaan en pas veel later schriftelijk wordt bekrachtigd, wil dit niet zeggen dat er sprake is van een schijnlening, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.Een echtpaar heeft een Limited (Ltd.) opgericht. Zij zijn beiden directeur en houden ieder de helft van de aandelen. In de jaren 2008 tot en met 2011 verstrekt het echtpaar gelden aan de Ltd. De leningen worden mondeling aangegaan en worden pas later op schrift gesteld. Toen de vrouw en haar echtgenoot hun vordering op de Ltd. na een aantal jaren wilden afwaarderen wegens tegenvallende resultaten, weigerde de inspecteur de aftrek. Volgens hem was er sprake van een schijnlening doordat de lening pas meerdere jaren na de eerste geldverstrekking schriftelijk was bekrachtigd.De rechtbank was het niet met de inspecteur eens. Een geldlening kan ook mondeling worden aangegaan, dus is een mondeling afgesproken lening niet ‘automatisch’ een schijnlening. Bovendien kan de inspecteur niet aannemelijk maken dat een reële terugbetalingsverplichting ontbreekt. Ook stelt het echtpaar dat de Ltd. rente had betaald over de lening. De rechtbank oordeelde dan ook dat er geen sprake was van een schijnlening.Bron: Rb. Noord-Holland, 1-10-2018