Wanneer men na het scheuren, doodspuiten of vernietigen (hierna: scheuren) van grasland een aangewezen relatief stikstofbehoeftig gewas teelt, is het gebruik van stikstofhoudende meststoffen alleen toegestaan als uit een representatief grondmonster (scheurmonster) blijkt dat de aanwezige hoeveelheid stikstof onvoldoende is om te voldoen aan de behoefte van het desbetreffende gewas. Dit geldt voor alle grondsoorten! Ook maakt het niet uit of men wel of niet deelneemt aan derogatie.
Indien men grasland op zand- en lössgrond wil scheuren in de periode 1 februari tot 10 mei, is het telen van een relatief stikstofbehoeftig gewas zelfs verplicht. Tot de relatief stikstofbehoeftige gewassen behoren onder meer: aardappelen, gras, maïs, plant- en zaaiuien, suikerbieten, winter- en zomertarwe, wintergerst en winterrogge. Onder meer erwten, luzerne, spelt en zomergerst vallen hier niet onder. Deze laatste gewassen mogen dus niet geteeld worden na het scheuren van grasland op zand- en lössgronden. Als grasland op zand- en lössgrond wordt gescheurd voor de teelt van maïs, vindt er een korting op de stikstofgebruiksnorm (dus niet de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen) plaats van 65 kg stikstof per hectare.
Op andere gronden geldt de verplichting tot het telen van relatief stikstofbehoeftige gewas na het scheuren van grasland niet. De meest geteelde gewassen vallen hier echter wel onder, zodat het nemen van een scheurmonster noodzakelijk is wanneer men na het scheuren nog wil bemesten.
Het scheurmonster moet zo laat mogelijk voor het bemesten genomen worden. Een scheurmonster is niet verplicht als na het scheuren in het betreffende jaar geen enkele stikstofbemesting meer plaatsvindt. Denk daarbij ook aan rijenbemesting bij maïs.
Een overtreding kan leiden tot een boete, een randvoorwaardenkorting en/of intrekking van derogatie.