Actueel
Fiscaal
Gepubliceerd op 22 september 2020

Herinvesteringsvoornemen moet wel reëel zijn

Herinvesteringsreserve

Soms is een beroep op de herinvesteringsreserve ook mogelijk als de gehele opbrengst van de verkochte bedrijfsmiddelen gebruikt is om schulden af te lossen. Er is dan alleen sprake van een reëel investeringsvoornemen als externe financiering kan worden verkregen.

Casus

Een moedermaatschappij vormt met haar zes dochters een fiscale eenheid vennootschapsbelasting. Het concern houdt zich met name bezig met het financieren van ondernemingen en het verhuren van bedrijfspanden aan horecaondernemers. De banken dwingen het concern vastgoed te verkopen om daarmee schulden af te lossen. Bij die verkoop heeft het concern boekwinsten behaald die bij de moedermaatschappij belast zijn. Bij Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de moedermaatschappij voor de boekwinsten op de panden een herinvesteringsreserve mag vormen. Daarnaast is ook nog een kasverschil en de afschrijving op geactiveerde verbouwingskosten in geschil.

Wat zegt het hof?

Het hof is van mening dat de moedermaatschappij voor de jaren 2010 en 2011 geen herinvesteringsreserve (HIR) kan vormen. Het concern heeft de panden in opdracht van banken verkocht. De opbrengsten van de panden heeft het concern aangewend om een groot deel van de schulden af te lossen. Daardoor is de moedermaatschappij voor het financieren van nieuwe investeringen volledig aangewezen op externe financiers. Door het hoge verlies en het negatieve werkkapitaal is een herinvestering in 2010 en 2011 niet realiseerbaar geweest, ook omdat externe financiers niet willen financieren. Ook ontbreken in 2010 en 2011 concrete plannen voor een herinvestering of het verkrijgen van een financiering. Het hof is het wel eens met de vorming van de HIR voor 2012. Daarvoor is van belang: de hoogte van de gerealiseerde boekwinsten (€ 276.977), de omvang van het werkkapitaal (€ 93.536), de mogelijkheid van financiering door de vader van de dga en de koopprijzen van de individuele aan te kopen panden (maximaal € 275.000). Het hof is verder van mening dat de moedermaatschappij voorwaardelijke opzet valt te verwijten dat te weinig belasting is geheven. Er is te weinig belasting geheven door een kasverschil van € 120.000 ten laste van de winst te brengen. De inspecteur heeft de winst van de moedermaatschappij terecht gecorrigeerd. Bovendien krijgt de moedermaatschappij hiervoor een vergrijpboete. De inspecteur heeft voorts de afschrijving op de geactiveerde verbouwingskosten terecht geweigerd. De moedermaatschappij heeft de omvang van die kosten niet aannemelijk kunnen maken.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 08-09-2020

Definitieve GLB-aanvraag 2024

Gepubliceerd op
10 oktober 2024
Fiscaal

Pilot stimulering vezelteelten door koolstofcertificaten

Gepubliceerd op
10 oktober 2024
Fiscaal

Rechtbank: structuur verdoezelt aanmerkelijk belang

Gepubliceerd op
9 oktober 2024
Fiscaal