In de praktijk wordt veelvuldig gebruik gemaakt van leaseconstructies (lease, huurkoop) bij de overdracht van dier- en fosfaatrechten. De Rechtbank Gelderland vond bij de behandeling van een zaak dat er onduidelijkheid bestaat over op welke wijze deze rechten overgaan naar een ander vermogen en aan welke vereisten daarvoor moeten worden voldaan. Gezien deze onduidelijkheid is het onzeker wat de posities van de bij de leaseconstructie betrokken partijen in geval van faillissement van een van hen of bij beslag op de rechten. In die rechtszaak had een veehouder middels een huurkoopovereenkomst met kooprecht fosfaatrechten gehuurd. De rechten waren bij RVO op naam van de veehouder geregistreerd. Nadat de veehouder in financiële moeilijkheden raakte, kwam de verhuurder met hem overeen dat de rechten middels een nieuwe huurkoopovereenkomst overgedragen zouden worden aan een nieuwe huurder. Voordat de rechten echter konden worden overgeschreven legde een schuldeiser van de veehouder beslag op deze rechten. Ook de verhuurder en de nieuwe huurder legden conservatoir beslag tot levering op de bij RVO op naam van de veehouder geregistreerde fosfaatrechten. Voor de rechtbank ging het om de vraag tot wiens vermogen de fosfaatrechten behoorden. In de rechtspraak is onduidelijkheid ontstaan over de vraag op welke wijze productierechten in de zin van de Meststoffenwet naar een ander vermogen overgaan en aan welke vereisten daarvoor moet worden voldaan. In twee arresten heeft hetzelfde hof namelijk tegengesteld geoordeeld over de voorwaarden voor de overgang van andere productierechten (varkensrechten). De rechtbank besloot zogenaamde prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad om duidelijkheid te verkrijgen.