Ook in het tweede kwartaal van 2025 maakt telt® het verschil met nuttige tips en adviezen voor jou als ondernemer. Want kennis delen leidt tot vermenigvuldiging van resultaat. We houden het fiscale en financiële nieuws nauwlettend voor je in de gaten. Zo blijf je eenvoudig op de hoogte en kun je plussen met voordeel. Heb je vragen naar aanleiding van deze berichten of neem je graag eens de proef op de som? Reken op telt®.
De btw-verhoging van 9% naar 21% voor cultuur, media en sport is definitief van de baan. Dit staat in de Voorjaarsnota van het kabinet-Schoof. Eind 2024 werd alsnog besloten om de voorgenomen btw-verhoging per 1 januari 2026 voorlopig niet door te laten gaan. Ook de toepassing van de overgangsregeling waarbij het 21%-tarief ook al gold voor vooruitbetalingen en verkopen van vouchers voor prestaties in 2026 (en later), werd tijdelijk (tot 1 juli 2025) uitgesteld. Voorwaarde daarbij was dat er een alternatief zou worden gevonden voor de btw-derving van € 1,3 miljard. Het kabinet heeft die dekking gevonden in de verlaging van de tabelcorrectiefactor in de inkomstenbelasting.
Wat betekent dit? Doordat de voorgenomen btw-verhoging nu definitief niet doorgaat, kun je ook na 1 juli 2025 het 9%-tarief toepassen op vooruitbetalingen en verkopen van vouchers voor prestaties in 2026 (en later).
Let op De btw-verhoging op logies en hotelovernachtingen per 1 januari 2026 gaat wél gewoon door.
De kans op schijnzelfstandigheid bij de inhuur van een zzp’er zorgt nog steeds voor onzekerheid bij opdrachtgevers en opdrachtnemers. Vorig jaar besliste de Hoge Raad in de Deliveroo-zaak dat alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen bij de vraag of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarbij noemde de Hoge Raad specifieke criteria die hierbij van belang kunnen zijn, in onderling verband bezien. Dit bood al enig houvast om de arbeidsrelatie beter te beoordelen. Onlangs heeft de Hoge Raad in de zaak van de Uber-taxichauffeurs een van de criteria uit de Deliveroo-zaak verduidelijkt, namelijk of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan het verwerven van een reputatie, het aantal opdrachtgevers, acquisitie, de duur van een opdracht en de fiscale behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat dit criterium even belangrijk is als alle andere criteria die van belang zijn voor de beoordeling van de arbeidsrelatie. Er is dus geen sprake van een rangorde in de specifieke criteria. Het kan dus zo zijn dat de arbeidsrelatie ten aanzien van hetzelfde werk, verricht voor dezelfde opdrachtgever, voor een werkende mét ondernemerschap géén arbeidsovereenkomst is. Terwijl de arbeidsrelatie voor een werkende zonder ondernemerschap wel als arbeidsovereenkomst kwalificeert. Kortom, het is dus mogelijk dat bij een opdrachtgever werknemers zij-aan-zij werken met zzp’ers.
Impact op Wet Vbar? Deze verduidelijking van de Hoge Raad is ook van belang voor de nieuwe Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar). Deze wet moet de huidige regels voor de beoordeling van arbeidsrelaties vervangen. De Vbar wordt momenteel aangepast naar aanleiding van de kritiek van de Raad van State eind 2024. De verduidelijking van de Hoge Raad in de Uber-zaak zal ook worden meegenomen in het uiteindelijke wetsvoorstel dat nog voor de zomer bij de Tweede Kamer zal worden ingediend. Kortom, wordt vervolgd.
Een aantal partijen in de Tweede Kamer heeft een alternatief voorstel ingediend om de zzp-problematiek op te lossen. Zij introduceren de ‘Zelfstandigenwet’, die is gebaseerd op een Belgisch voorbeeld. Deze wet steunt op drie pijlers. Ten eerste de zelfstandigentoets, waarbij wordt beoordeeld of de persoon die het werk uitvoert zich in het economisch verkeer als zelfstandige gedraagt. Daarbij wordt ook gekeken naar toereikende voorzieningen voor pensioen en arbeidsongeschiktheid. De tweede pijler betreft de werkrelatietoets, waarbij wordt beoordeeld of de opdrachtnemer de werkzaamheden zelfstandig kan uitvoeren. Hierbij zijn van belang de wil van partijen, de vrijheid om de werkwijze en werktijden zelf te bepalen en of de opdrachtnemer een ondergeschikte positie heeft in de organisatie van de opdrachtgever. De derde pijler is de introductie van een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst in bepaalde sectoren. Als aan bepaalde criteria wordt voldaan, wordt aangenomen dat de opdrachtnemer werknemer is van de opdrachtgever. Voor dit alternatieve voorstel lijkt meer steun te bestaan dan voor de Vbar. De komende maanden zal moeten blijken welke keuzes de politiek gaat maken.
Heb je tot 2023 pensioen opgebouwd in de fiscale oudedagsreserve (FOR)? Dan mag je die nog volgens de oude regels omzetten in een lijfrente. Wil je je oudedagsreserve omzetten in een lijfrente bij een bank of verzekeraar en de lijfrentepremie nog in de IB-aangifte 2024 in aftrek brengen? Zorg er dan voor dat je de premie op tijd betaalt. De lijfrentepremie is nog aftrekbaar in 2024 als je de premie uiterlijk vóór 1 juli 2025 hebt betaald.
Stakingslijfrente Heb je je onderneming in 2024 gestaakt en wil je in dat jaar de stakingslijfrentepremieaftrek claimen? Zorg er dan voor dat je de premie uiterlijk vóór 1 juli 2025 hebt betaald. Je mag de stakingslijfrentepremie dan in mindering brengen op het inkomen in het stakingsjaar. De aftrek is wel gemaximeerd. De hoogte hangt onder meer af van je leeftijd op het stakingsmoment, de mate van eventuele arbeidsongeschiktheid en van de ingangsdatum van de lijfrente-uitkeringen.
Kabinet-Schoof heeft ervoor gekozen om ondernemers zo veel als mogelijk te ontzien. Toch staan in de Voorjaarsnota enkele maatregelen die voor jou van belang (kunnen) zijn. We noemen ze puntsgewijs:
Verpandingsverboden komen regelmatig voor in contracten tussen bedrijven. Vooral grote bedrijven in de bouw- en retailsector maken er gebruik van in hun contracten met hun leveranciers in het mkb. Een verpandingsverbod houdt in dat een groot bedrijf (de schuldenaar) een leverancier (schuldeiser) verbiedt om een handelsvordering te verpanden of over te dragen. Zo kan het grote bedrijf niet te maken krijgen met een onbekende schuldeiser. Het gevolg hiervan is dat de leverancier wordt beperkt in zijn financieringsmogelijkheden. Door het verbod kan hij immers de vordering niet als zekerheid gebruiken voor het verkrijgen van een krediet. Dit gaat veranderen nu ook de Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel dat deze verboden van overdracht en verpanding opheft. De nieuwe regels gelden voor bestaande vorderingen vanaf drie maanden na de inwerkingtreding op 1 juli 2025. Elke vorm van uitsluiting van overdracht en verpanding van een vordering is dan nietig. De uitsluiting heeft dan nooit bestaan. Op deze manier zijn handelsvorderingen beschikbaar voor financieringsdoeleinden en krijgt met name het mkb meer kredietruimte. Wel moet de schuldeiser na inwerkingtreding van de wet een overdracht of verpanding van een vordering schriftelijk mededelen aan de schuldenaar.
Let op De wet geldt alleen voor handelsvorderingen. Geldleningen waarbij meerdere partijen als uitlener optreden zijn uitgezonderd, evenals het gedeelte van een handelsvordering dat op een g-rekening moet worden betaald.
Op deze pagina is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot en met 13 mei 2025. Hoewel de uiterste zorg is nagestreefd ten aanzien van de inhoud, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele fouten en onvolledigheden. telt® sluit bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kun je altijd contact met ons opnemen.