Op inkomsten uit aandelen die een deelneming vormen is de deelnemingsvrijstelling van toepassing. Van een deelneming is pas sprake als er een juridische verplichting is voor de verkoper van de aandelen deze te leveren aan de koper. Bovendien moet die koper de tegenprestatie voor die aandelen leveren aan de verkoper.
Een bv verwerft in 1999 een belang in een Poolse vennootschap. Gedurende enkele jaren breidt zij dit belang uit totdat zij in 2006 33% van de aandelen in die vennootschap heeft. Met de Poolse Staat sluit ze vervolgens een overeenkomst voor de aankoop van een 21%-pakket aandelen. Door diverse omstandigheden gaat aankoop niet door en levert de Poolse Staat de aandelen niet. De vennootschap heeft vervolgens een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt. Dit leidt er uiteindelijk toe dat de bv een schadevergoeding van € 1,2 miljard krijgt. Onderdeel van de overeenkomst is dat 20% van de door de bv gehouden aandelen naar de aandelenbeurs van Warschau worden gebracht. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat € 248 miljoen van de vergoeding onder de deelnemingsvrijstelling viel en onbelast was. Volgens het hof is dit bedrag een compensatie voor het verlies van de aandelen van de bv die naar de aandelenbeurs werden gebracht. Het hof was van mening dat het resterende bedrag van die € 1,2 miljard niet onder de deelnemingsvrijstelling viel. Volgens de Hoge Raad is de deelnemingsvrijstelling bij de koper pas van toepassing als een verplichting bestaat tot levering van de aandelen aan de koper en bovendien de koper tot voldoening van de tegenprestatie aan de verkoper verplicht is. Voor een aantal situaties maakt de Hoge Raad nu duidelijk dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing in de pre-contractuele fase. Ook als de koper van een aandelenpakket alleen een intentie-overeenkomst heeft gesloten met de verkoper is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing. Verder is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing bij een opschortende voorwaardelijke levering van aandelen en die voorwaarden bovendien afhankelijk zijn van buiten de macht van de koper gelegen toekomstige gebeurtenissen. Tot slot is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing als de verkoper de aandelen door omstandigheden niet kan leveren. Die omstandigheden moeten eveneens buiten de invloedssfeer van de koper liggen. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof.
Bron: HR 10-7-2020