Als een natuurlijk persoon vermogen overdraagt aan een rechtspersoonlijkheid bezittende entiteit, verliest hij in beginsel de beschikkingsmacht. Dit kan onder omstandigheden anders zijn. Dan behoudt de natuurlijk persoon de beschikkingsmacht over het ingebrachte vermogen.
Eind 2001 richt de heer X een Stichting Particulier Fonds (SPF) op. In 2007-2009 keert de SPF aan de heer Y, de zoon van de heer X, bedragen uit. Deze bedragen moeten worden beschouwd als schenkingen van de SPF aan de heer Y. Van die schenkingen is geen aangifte gedaan. Ook is er geen schenkingsrecht betaald. Een en ander is voor de FIOD aanleiding een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet antwoord geven op de vraag of de door de heer Y ontvangen schenkingen in Nederland belast zijn met schenkingsrecht. Bij overdracht van vermogen van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoonlijkheid bezittende entiteit is dit vermogen onttrokken aan de beschikkingsmacht van de natuurlijke persoon. Onder omstandigheden kan toch nog sprake zijn van beschikken over het vermogen door de natuurlijk persoon alsof het zijn eigen vermogen is. De rechtbank moet beoordelen of de SPF voldoende onafhankelijk is van de heer X. De rechtbank concludeert dat de ‘onafhankelijke’ bestuurder van de SPF, de heer Z, niet de onafhankelijkheid heeft gehad die nodig is om de SPF in economisch en fiscaal opzicht te onderscheiden van vader. Omdat de heer X feitelijk het bestuur binnen de SPF heeft gevoerd, heeft hij in de jaren 2007-2009 vrijelijk kunnen beschikken over de in de SPF aanwezige inkomens- en vermogensbestanddelen alsof het zijn eigen vermogen was. De schenkingen uit het vermogen van de SPF zijn daarom schenkingen van de heer X aan de heer Y. Omdat de heer X in de jaren 2007 tot en met 2009 in Nederland heeft gewoond, is de de heer Y schenkingsrecht verschuldigd over de schenkingen.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 18-05-2021 (gepubl. 22-07-2021)