Blijkt er een nieuwe erfgenaam te zijn, dan mag de inspecteur de aanslagen erfbelasting van de eerder bekende erfgenamen verlagen. De kersverse erfgenaam kan dan echter wel een navorderingsaanslag erfbelasting verwachten.
Een man, die in het jaar 2008 komt te overlijden, heeft twee erfgenamen. Op 15 januari 2014 constateert Rechtbank Amsterdam dat de erflater ook nog de verwekker van een buitenechtelijke zoon was. De zoon is daardoor eveneens erfgenaam van de erflater. De andere twee erfgenamen vroegen de Belastingdienst om hun aanslagen erfbelasting te verminderen. De inspecteur honoreerde dat verzoek op 28 juni 2016. Vervolgens legde hij diezelfde dag een navorderingsaanslag erfbelasting op van € 286.416 aan de zoon. Volgens de zoon is deze aanslag te laat opgelegd. Tussen het overlijden van de erflater en het opleggen van de navorderingaanslag is immers meer dan zes jaar verstreken. Rechtbank Noord-Holland redeneert dat de Belastingdienst in principe erfbelasting mag navorderen als te weinig erfbelasting is geheven als gevolg van een teruggaaf. De teruggaaf kan ook ten goede komen aan een ander dan de belastingplichtige. Op deze regels bestaan wel uitzonderingen. Maar de situatie van de zoon behoort niet tot deze uitzonderingen. Bovendien bestaat een causaal verband tussen de vermindering van de aanslagen van de eerder bekende erfgenamen en de navordering bij de zoon. Dat betekent overigens niet dat het bedrag van de navorderingsaanslag hooguit gelijk is aan het totaal waarmee de oude aanslagen zijn verminderd. Verder meent de rechtbank dat de inspecteur niet in verzuim is geweest. Hij kon immers niet eerder weten dat de zoon ook erfgenaam van de erflater was. Daarom stelt de rechtbank dat de navorderingstermijn van vijf jaar is ingegaan op 29 juni 2016. De navorderingsaanslag is dus tijdig opgelegd.
Bron: Rb. Noord-Holland 14-11-2019 (gepubl. 03-02-2020)