De Europese Commissie heeft een vereenvoudiging in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) doorgevoerd. Dit biedt de lidstaten meer flexibiliteit bij de toepassing van de GLMC-voorwaarden (conditionaliteiten). Dit zijn goede landbouw- en milieucondities die verplicht zijn voor alle boeren die grondgebonden GLB-subsidie ontvangen. Wat betekent dit voor Nederland? Minimale bodembedekking (GLMC 6) De verplichte bodembedekking voor kleigrond gedurende acht weken in de periode van 1 augustus tot 30 november komt vanaf 1 augustus 2024 te vervallen. In dezelfde periode gelden vanuit GLMC 6 ook beperkingen voor het vernietigen van grasland of blijvende teelten en de voorwaarde voor het inzaaien van een vanggewas na de teelt van maïs op zand, löss en aangewezen klei- en veengronden. Deze blijven wel van toepassing. Niet-productief areaal (GLMC 8) De verplichting tot het aanhouden van niet-productief areaal vervalt vanaf 1 januari 2025. De minister blijft niet-productief areaal wel stimuleren via de bestaande eco-activiteiten in de categorie niet-productieve grond ter verbetering van de biodiversiteit, Ecologisch kwetsbaar blijvend grasland (GLMC 9) Het algemene ploegverbod van ecologisch kwetsbaar grasland in de habitatrichtlijngebieden vervalt. Daardoor kan een uitzondering gemaakt worden op het ploegverbod om beschadigd grasland te herstellen. De minister hoopt hiervoor in oktober 2024 toestemming te krijgen. Conditionaliteitscontroles kleine bedrijven De controles en sancties vanuit het GLB op het gebied van de conditionaliteiten vervallen voor bedrijven die tot 10 hectares aanmelden voor het GLB. Deze bedrijven blijven echter verplicht om de conditionaliteiten die zijn overgenomen uit de nationale regelgeving na te leven. Voor kleine bedrijven blijven controles en sancties op basis van deze nationale wet- en regelgeving van toepassing. Zij hebben voor deze bedrijven alleen geen doorwerking meer in de GLB-subsidies.