Mkb-ondernemers zijn voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor het grote spaaroverschot in Nederland, aldus De Nederlandsche Bank. Het spaaroverschot van Nederlandse bedrijven wordt vooral gedreven doordat de winstuitkeringen en investeringen minder hard zijn toegenomen dan de winsten.
Gemiddeld werd in de periode 2000-2017 49% van de winsten uitgekeerd als dividend, wat substantieel lager is dan het gemiddelde van 83% in het eurogebied. Onderling vergeleken valt op dat het mkb relatief weinig winst uitkeert. Zo bedroeg in de periode 2000-2017 de gemiddelde dividenduitkering van het mkb 30% van de behaalde winst, tegenover 53% bij het grootbedrijf.
Bij het mkb, dat voor een belangrijk deel in handen is van de dga, hangt het spaaroverschot deels samen met fiscale prikkels voor dga’s om winst in te houden. Doordat een dga zowel werknemer, eigenaar als bestuurder is binnen het bedrijf, beschikt de dga in de praktijk over vele mogelijkheden voor zogenoemde ‘belastingplanning’. Daarnaast is het mkb sinds de financiële crisis meer gaan sparen om een groter deel van zijn investeringen te financieren met interne middelen. Hier speelt mogelijk mee dat het mkb minder afhankelijk wil zijn van bancaire kredietverlening, omdat de beschikbaarheid van deze financieringsbron tijdens de crisis geringer bleek te zijn.
Bij het grootbedrijf gaan hoge besparingen gepaard met grote investeringen, zij het in het buitenland. Het spaaroverschot van het grootbedrijf, dat voor zo’n 85% is gelokaliseerd bij Nederlandse multinationals, hangt vooral samen met een toename van directe buitenlandse investeringen. Bij de berekening van het spaaroverschot worden wel de binnenlandse investeringen in mindering gebracht op de besparingen, maar niet de buitenlandse investeringen.
Bron: DNB 9-12-2019