Als voor zowel werknemer als inspecteur duidelijk is dat de einddatum in een beschikking 30%-regeling onjuist is, dient men te werken met de juiste einddatum.
In een zaak voor Rechtbank Den Haag heeft de Belastingdienst op 28 augustus 2014 per beschikking de 30%-regeling toegestaan voor een vrouw. Deze beschikking ziet op de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 augustus 2020. Op 1 juli 2018 treedt de vrouw in dienst bij een andere werkgever. De fiscus geeft in dat verband op 16 januari 2019 een nieuwe beschikking af. Daarin is de toepassing van de 30%-regeling toegekend voor de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 mei 2019. De vrouw maakt geen bezwaar tegen deze beschikking. Nadat zij per 1 juli 2019 bij een derde werkgever in dienst treedt, vraagt de vrouw opnieuw om toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur wijst dit verzoek af, omdat volgens de beschikking van 16 januari 2019 de toepassing van de 30%-regeling is geëindigd op 31 mei 2019.
Maar de vrouw is het niet eens met de Belastingdienst. Zij stelt dat de einddatum van 31 mei 2019 berust op een vergissing van de inspecteur. Daarom zou 31 augustus 2020 nog steeds de einddatum zijn. De rechtbank constateert dat de beschikking van 16 januari 2019 formele rechtskracht heeft gekregen. Bij de afwijzing van de aanvraag in 2019 is echter van een evident onjuiste einddatum van de looptijd van de 30%-regeling uitgegaan. In zo’n geval van een voor beide partijen evidente onjuistheid staat de formele rechtskracht van de beschikking van 16 januari 2019 niet in de weg aan het afgeven van een nieuwe beschikking. Deze nieuwe beschikking moet dan de juiste einddatum hebben, namelijk 31 augustus 2020. Over de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 augustus 2020 is de 30%-regeling dus toe te passen.
Bron: Rb. Den Haag 05-06-2023 (gepubl. 15-11-2023).