Een weigering om informatie te verschaffen over buitenlandse banktegoeden kan leiden tot omkering van de bewijslast. Maar een lichte bewijslast voor de Belastingdienst is nog altijd een bewijslast. Dat een lichte bewijslast soms te zwaar is voor de fiscus, blijkt uit een recente zaak voor Rechtbank Noord-Nederland.
Wanneer de inspecteur vermoedt dat een Nederlandse man minstens twee bankrekeningen in Italië aanhoudt, vraagt hij die man om daarover nadere inlichtingen te geven. In plaats van inlichtingen, krijgt de Belastingdienst een tegenvraag. De man meent namelijk dat de Belastingdienst beschikt over de relevante gegevens van alle binnen- en buitenlandse rekeningen van burgers en ondernemingen. De man verlangt daarom dat de fiscus hem volledig informeert met betrekking tot de relevante digitale data voor het gebruik in de aangifte. De inspecteur werpt tegen dat de man de meeste informatie over zijn Italiaanse tegoeden heeft. De fiscus besluit de man een navorderingsaanslag IB 2008 op te leggen ter behoud van rechten. Daarop begint de man een bezwaar- en beroepsprocedure. De rechtbank vindt dat gezien de omstandigheden van de zaak voor de fiscus slechts een lichte bewijslast geldt. Maar de inspecteur faalt in het leveren van voldoende bewijs. Hij maakt wel aannemelijk dat de man in 2008 twee Italiaanse bankrekeningen heeft aangehouden. Per 31 december 2008 bedragen de saldi van deze tegoeden in totaal echter slechts € 7.316,01. Daarmee blijft het box 3-vermogen van de man ruim onder het heffingvrij vermogen. Vervolgens wijst de Belastingdienst er nog op dat iemand op 3 april 2014 vanaf een Luxemburgse bankrekening € 204.178,44 heeft overgemaakt naar de Italiaanse rekening van de man. Maar daarmee is nog niet bewezen dat de man al in 2008 gerechtigd is geweest tot dit overgeboekte bedrag. Daarom mag de Belastingdienst niet navorderen, zo oordeelt de rechtbank.
Bron: Rb. Noord-Nederland 30-06-2022 (gepubl. 27-07-2022)