Als een onderneming een pand koopt dat op dat moment wordt verhuurd, kan dit weliswaar een aanwijzing zijn dat het bedrijf dit pand als bedrijfsmiddel wil exploiteren, maar Rechtbank Noord-Holland heeft bepaald dat dit onvoldoende is om het pand als bedrijfsmiddel te bestempelen.
In deze zaak handelde een bv in onroerende zaken. Ook exploiteerde deze bv een aantal onroerende zaken. In 2011 schafte de bv diverse panden aan, waarbij zij een deel van de herinvesteringsreserve afboekte. De rechtbank zich beoordelen of dit wel terecht was. Volgens de rechtbank kan een onderneming een pand aanschaffen met als doel om dit te verkopen, en het tot het moment van verkoop exploiteren. In dat geval heeft het pand een gemengd karakter, omdat het dan enerzijds als bedrijfsmiddel en anderzijds als belegging wordt gebruikt. De rechtbank stelde dat de herinvesteringsreserve alleen kan toegepast op echte bedrijfsmiddelen en dus niet op bedrijfsmiddelen die daarnaast ook het karakter van voorraad hebben.Vervolgens stelde de rechtbank dat de bv aannemelijk moest maken dat de gekochte panden geen beleggingskarakter hadden en daar slaagde de bv niet in. Veel panden waren weliswaar in gehuurde staat gekocht, maar dat was geen doorslaggevend bewijs dat de bv deze panden als bedrijfsmiddelen wilde exploiteren. Dit bleek ook wel uit het feit dat veel panden al een paar maanden na de aanschaf te koop werden aangeboden en diverse panden werden binnen een jaar daadwerkelijk verkocht. Daarom oordeelde de rechtbank dat de panden voor de toepassing van de herinvesteringsreserve niet kwalificeerden als bedrijfsmiddelen.
Bron: Rb. Noord-Holland 17-10-2018