Een schenking door een in gemeenschap van goederen gehuwde persoon is niet automatisch voor de helft toe te rekenen aan zijn echtgenoot. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft dat bevestigd.
Een vader schenkt op 27 juni 2001 € 3.861.875 aan zijn dochter door dit bedrag van zijn Zwitserse bankrekening te laten overboeken op haar rekening bij dezelfde bank. De man en zijn echtgenote, de moeder van de dochter, zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. In 2002 overlijdt de vader en in 2019 de moeder. Op 3 oktober 2014 verklaart de dochter tegenover de Belastingdienst dat zij gerechtigd is (geweest) tot eerder verzwegen buitenlandse vermogensbestanddelen. Zij krijgt op 3 november 2015 een aanslag schenkingsrecht en een vergrijpboete van 30% opgelegd. De Belastingdienst heeft de helft van het op 27 juni 2001 geschonken bedrag aangemerkt als een schenking door de moeder. Deze toerekening vloeit volgens de fiscus voort uit de gemeenschap van goederen tussen de ouders. De vrouw begint daarop met succes een beroepsprocedure voor Rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank vernietigt de aanslag en vergrijpboete. Vervolgens gaat de Belastingdienst in hoger beroep. Maar het hof neemt net zoals de rechtbank het civiele recht als uitgangspunt. Civielrechtelijk gezien heeft alleen de vader een schenking gedaan. De gemeenschap van goederen brengt niet mee dat de moeder partij is geweest bij de schenking. Het hof oordeelt dan ook dat de rechtbank de aanslag en boete terecht heeft vernietigd.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 26-07-2022 (gepubl. 05-08-2022)