Als een aanmerkelijkbelanghouder een borgstelling aangaat voor de schulden van zijn bv en hierbij niet om een vergoeding vraagt, zal hij een eventueel verlies uit deze borgstelling normaliter niet kunnen aftrekken. De inspecteur kan dan namelijk het standpunt innemen dat de borgstelling onzakelijk is, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.
Een man hield een aanmerkelijk belang in twee bv’s die op hun beurt weer belangen hielden in andere bv’s. De man had zich borg gesteld voor een kredietfaciliteit van één van de twee holding-bv’s bij de bank. Later sprak de bank hem aan vanwege de borgstelling, waarna de man dit verlies wilde aftrekken als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Maar de inspecteur vond dat de man onzakelijk had gehandeld en weigerde daarom de aftrek.De rechtbank was het met de inspecteur eens. De rechtbank stelde dat een aanmerkelijkbelanghouder een verlies uit borgstelling niet kan aftrekken als deze borgstelling alleen is aan te merken als een aandeelhoudershandeling. Dan moet de inspecteur wel aannemelijk maken dat een onafhankelijke derde niet onder dezelfde voorwaarden borg zou staan en de rechtbank oordeelde dat de inspecteur hierin was geslaagd. De inspecteur had namelijk aangevoerd dat het onzakelijk was dat de man geen vergoeding voor de borgstelling had gevraagd. Hierbij kwam nog dat de eigen vermogens en de resultaten van zowel de holding als haar dochter-bv’s negatief waren. De man had zodoende zonder vergoeding aanvaard dat hij verlies zou lijden op de borgstelling en de rechtbank was het met de inspecteur eens dat dit onzakelijk was. Het borgstellingsverlies kon daarom niet worden afgetrokken.
Bron: Rb. Noord-Holland 16-11-2018