Als een ondernemer verklaart hoe hij bepaalde ritten in zijn achteraf opgestelde rittenregistratie had moeten opnemen, heeft deze registratie weinig bewijskracht.
Een ondernemer met accountantskantoor heeft een auto van de zaak. Deze accountant past geen bijtelling toe vanwege privégebruik van de auto van de zaak. Hij houdt wel een rittenregistratie bij. De Belastingdienst kan deze rittenregistratie echter lastig beoordelen. De ondernemer heeft namelijk de post-its weggegooid waar hij de kilometerstanden eerst op heeft genoteerd. De planning van zijn afspraken is evenmin bewaard. Vervolgens houdt de Belastingdienst een derdenonderzoek bij de dealer van de auto. Daarbij merkt de inspecteur zo veel verschillen op, dat hij niet gelooft dat de ondernemer minder dan 500 privékilometers heeft gereden. Daarom corrigeert hij de opgegeven winst met een bijtelling. De accountant gaat daartegen in (hoger) beroep. In hoger beroep overlegt hij een nieuwe rittenregistratie.
Hof Den Bosch stelt voorop dat de ondernemer overtuigend moet aantonen minder dan 500 privékilometer te hebben gereden. Aan een administratie die achteraf is opgesteld, komt minder bewijskracht toe dan aan een dagelijks bijgehouden kilometeradministratie. In deze zaak betwist de inspecteur de tweede rittenregistratie op diverse onderdelen. De accountant gaat in op de geconstateerde verschillen. Hij verklaart hoe hij de desbetreffende ritten in de nieuwe (tweede) rittenadministratie had moeten opnemen. Maar dat doet in de ogen van het hof afbreuk aan de door nieuwe (tweede) rittenadministratie en de daaraan toe te kennen bewijskracht. De accountant kan niet aantonen minder dan 500 privékilometers te hebben gereden. Daarom oordeelt het hof dat de bijtelling terecht is toegepast.
Bron: Hof Den Bosch 12-07-2023 (gepubl. 12-10-2023).