Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 16 april 2019 in drie hoger beroepszaken geoordeeld dat de minister van LNV aan de betreffende veehouders te weinig fosfaatrechten heeft toegekend. In deze zaken kwam de vraag aan de orde of vrouwelijk jongvee ouder dan 1 jaar, dat na de peildatum 2 juli 2015 is geslacht zonder een kalf te krijgen, kan worden aangemerkt als ‘melkvee’. De veehouders vonden dat dit het geval is en kregen gelijk van de rechter.
De minister had aan twee veehouders aanvankelijk fosfaatrechten toegekend voor hun vrouwelijk jongvee ouder dan 1 jaar, dat na 2 juli 2015 was geslacht zonder een kalf te krijgen. Aan de hand van de Beleidsregel fosfaatrechten jongvee werden later de teveel toegekende fosfaatrechten weer ingetrokken. Bij de derde veehouder werd bij de vaststelling van de rechten meteen rekening gehouden met de beleidsregel, waardoor deze niet voor al zijn jongvee rechten verkreeg. De veehouders claimden de rechten nodig te hebben voor hun bedrijf. Eén veehouder had de rechten al voor de herziening verkocht en werd geconfronteerd met een claim van de koper.
Volgens de minister was de beleidsregel vastgesteld om onduidelijkheden over het begrip ‘melkvee’ weg te nemen. Het College stelde echter vast dat hetgeen volgens de beleidsregel onder jongvee ouder dan 1 jaar moeten worden verstaan, niet overeenkomt met de tekst van de Meststoffenwet. Daarnaast heeft de wetgever herhaaldelijk bevestigd dat een deel van het jonge vleesvee, namelijk dieren in de categorieën 101 en 102, juist wel onder de definitie van melkvee valt.