Een landbouwer verzocht in de Gecombineerde opgave 2015 om toewijzing van betalingsrechten. Hij gaf onder meer een perceel op als natuurlijk grasland met de hoofdfunctie landbouw. RVO wees echter enkele delen van het perceel af, omdat uit luchtfoto’s bleek dat op deze delen hoofdzakelijk pitrus groeide. In de beroepszaak stelde de landbouwer dat het perceel als één perceel was opgegeven in de Gecombineerde opgave en dat dit perceel daarom (ook) als één perceel beoordeeld moest worden. Het dekkingspercentage pitrus was minder dan 40%, zodat aan de voorwaarden voor subsidie werd voldaan. RVO had het perceel ten onrechte opgedeeld in verschillende delen. Hiervoor was geen grondslag in de regelgeving te vinden. Het perceel kende immers geen duidelijke afscheidingen in de vorm van sloten of hekken.
Volgens RVO mocht zij het perceel wel in delen opknippen, omdat het perceel twee gewasgroepen omvatte, te weten natuurlijk grasland en pitrus. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de wijze waarop RVO de subsidiabele oppervlakte had vastgesteld, niet onjuist is. RVO had ter zitting toegelicht dat, indien de oppervlakte voor meer dan 50% uit pitrus zou bestaan, het gehele perceel was afgekeurd. Dit nam niet weg dat RVO de oppervlakte van delen van het perceel kon afkeuren, omdat hierop overwegend pitrus groeide. Het feit dat de runderen ook op de afgekeurde delen graasden, betekende niet dat deze delen ten onrechte als niet-subsidiabel waren bestempeld. Om voor betalingsrechten in aanmerking te komen, is het onvoldoende dat grond voor landbouwactiviteiten, zoals begrazing door vee, wordt gebruikt. De grond moet tevens landbouwareaal zijn.