Financiën wijzigt het besluit Omzetbelasting. Toelichting Tabel 1 van 22 december 2017. Vanwege een uitspraak van het EU Hof van Justitie van 26 oktober 2017 kunnen denksporten per 1 januari 2022 niet langer als vorm van actieve sportbeoefening worden beschouwd.
Het Europese Hof oordeelde in 2017, naar aanleiding van prejudiciële vragen, dat activiteiten die worden gekenmerkt door een te verwaarlozen lichamelijke component, niet onder het begrip sport in de zin van de Richtlijn vallen. In onderdeel 2.6 van post b 3 (het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden) vervalt met ingang van 1 januari 2022 de aanwijzing voor denksporten (zoals bridge, schaken, dammen en go) als vorm van actieve sportbeoefening vanwege een te verwaarlozen lichamelijke component; in onderdeel 2.2 vervalt met ingang van 1 januari 2022 het voorbeeld van een ruimte die speciaal is ingericht voor de beoefening van bridge. De aanpassing in dit besluit betekent dat de beoefening van denksporten met ingang van 1 januari 2022 niet langer meer onder de vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel e Wet op de omzetbelasting 1968 kan worden gerangschikt. De datum van 1 januari 2022 stelt belanghebbenden in de gelegenheid zich hierop voor te bereiden en indien mogelijk en gewenst een tijdig verzoek in te dienen voor toepassing van de btw-vrijstelling voor kleine ondernemers indien hun omzet onder de € 20.000 op jaarbasis blijft. In overleg met NOC*NSF en de overkoepelende bonden zijn partijen die dit aangaat geïnformeerd over deze mogelijkheid. Dit besluit treedt met ingang van 1 januari 2022 in werking.
Bron: MvF 28-10-2021