Als de Belastingdienst het gebruikelijk loon van een dga op een lager bedrag vaststelt dan het vaste normbedrag, dan moet de dga aannemelijk maken dat dit loon te hoog is. De omstandigheid dat de bv een tijd inactief is geweest vindt Rechtbank Den Haag onvoldoende bewijs.
De Belastingdienst zal het gebruikelijk loon van een dga normaal gesproken stellen op het hoogste van de volgende bedragen:
75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking; het loon van de meestverdienende werknemer bij die bv of bij een met die bv verbonden lichaam; het normbedrag van € 47.000 (bedrag 2021).
Weet de dga of zijn bv aannemelijk te maken dat het hoogste van de eerder genoemde drie bedragen hoger is dan 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking? Dan moet men het gebruikelijk loon op 75% van dat loon te stellen. Het gebruikelijk loon mag echter niet minder bedragen dan € 47.000 (bedrag 2021) of, als dat lager is, het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Van belang is dat de belastingplichtige de bewijslast draagt als de inspecteur een lager gebruikelijk loon hanteert dan het normbedrag. De zaak voor Rechtbank Den Haag betreft een dga van een holding en een andere bv die in beroep gaat tegen het loon dat de fiscus voor hem aanmerkt als gebruikelijk loon. Het gaat om een bedrag van € 30.000, dus minder dan het normbedrag. De dga verklaart dat zijn bv tot de overname van een tegelhandel inactief is geweest. Maar hij maakt niet aannemelijk dat zijn bv structureel verlies lijdt. Het ligt evenmin voor de hand dat gewone werknemers in een vergelijkbare positie een lager loon zouden genieten. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van de dga daarom ongegrond.
Bron: Rb. Den Haag 04-12-2020