De Belastingdienst is kritisch bij aanvragen voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling op geschonken of vererfde aandelen in vastgoed-bv’s. Als zo’n bv gedurende vele jaren maar één keer aan projectontwikkeling doet, mag de fiscus de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling weigeren.
Een man bezit alle certificaten in een beheermaatschappij. Deze bv heeft een vastgoedportefeuille. Vanaf 1998 koopt de bv verschillende onroerende zaken om deze te verhuren en/of na verloop van tijd te verkopen. Ook voert zij een grootschalige verbouwing uit op onroerend goed ten behoeve van een supermarkt. De man overlijdt in 2014. Zijn weduwe wil op de geërfde certificaten de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) toepassen. De Belastingdienst gaat daar niet mee akkoord. De inspecteur meent namelijk dat de bv geen materiële onderneming drijft. De weduwe gaat in beroep en het geschil belandt voor Rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank gaat in op gevallen zoals in deze zaak, waarin een vastgoed-bv zowel verhuuractiviteiten als ontwikkelingsactiviteiten verricht. In zo’n situatie is van belang of die ontwikkelingsactiviteiten op zichzelf bezien zijn aan te merken als het drijven van een onderneming. De relatieve omvang van de ontwikkelingsactiviteiten in verhouding tot de beleggingsactiviteiten is daarbij niet relevant. Bovendien moet deze toets plaatsvinden op het moment van overlijden. De rechtbank constateert dat de bv het vastgoed dat zij aankocht vaak voor langere tijd aanhield. En in de jaren tot het overlijden van de erflater – zo’n 16 jaar – was de verbouwing ten behoeve van de supermarkt de enige projectontwikkeling. Dit is onvoldoende om te stellen dat de bv een onderneming drijft. De stelling van de weduwe dat zij samen met haar echtgenoot 30 á 40 uur per week werkte voor de bv helpt haar ook niet. Zij maakt namelijk het nut en de noodzaak van haar werkzaamheden niet aannemelijk. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de toepassing van de BOF terecht heeft geweigerd.
Bron: Rb. Noord-Nederland 29-08-2019