Een melkveehouder rekende jaarlijks bij de opgave aanvullende gegevens mest steeds met de forfaitaire gehalten bij de voorraden drijfmest. Om onduidelijke redenen waren zowel het stikstof- als het fosfaatgehalte in de afgevoerde mest in het jaar 2017 een stuk hoger dan de forfaitaire gehalten. Dit leek in eerste instantie gunstig, maar leidde er uiteindelijk toe dat hij over 2018 een mestboete kreeg opgelegd vanwege een overschrijding van de gebruiksnormen. De melkveehouder kreeg namelijk in 2019 een NVWA-controle, waarbij gecontroleerd werd of hij de gebruiksnormen in 2018 had nageleefd. Uit de berekening gemaakt door de melkveehouder bleek dat er geen sprake was van een overschrijding. De NVWA-controleur dacht daar echter anders over. Deze hanteerde bij de beginvoorraad drijfmest van 2018 de (hogere) gehalten van de in 2017 afgevoerde mest. Dat leidde tot een overschrijding van de gebruiksnormen en daarmee intrekking van derogatie. Gevolg hiervan was dat RVO een mestboete oplegde. Deze boete hield ook stand bij de rechtbank. Bij de bepaling van de gehalten van de voorraad meststoffen dient uitgegaan van de best beschikbare gegevens en dat waren de gehalten van de in het laatste jaar afgevoerde mest. De veehouder mocht niet uitgaan van de forfaitaire gehalten.