De minister van LNV heeft twee jaarlijkse rapportages over het mestbeleid naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarmee wordt invulling gegeven aan de rapportageverplichting uit de derogatiebeschikking.
Uit het RIVM-rapport ‘Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2020’ komt naar voren dat de waterkwaliteitsnormen bij derogatiebedrijven niet overal worden gehaald. In Zand 250 (het noordelijk deel van de Zandregio) en de Klei- en Veenregio’s was in 2020 de gemiddelde nitraatconcentratie in het water dat uitspoelt uit de wortelzone (uitspoelingswater) lager dan de nitraatnorm van 50 mg/l die voortkomt uit de Nitraatrichtlijn. In Zand 230 (het zuidelijk en oostelijk deel van de Zandregio) en de Lössregio was deze echter hoger dan de norm.
In 2020 en 2021 daalde de concentratie in de Kleiregio, na een stijging in 2019. In de Zandgebieden gingen de nitraatconcentraties in 2020 en 2021 nog iets verder omhoog. Tot en met 2017 was in alle regio’s duidelijk sprake van een dalende trend in de nitraatconcentraties in het uitspoelingswater. De stijging van de gemeten nitraatconcentraties is volgens het RIVM waarschijnlijk te wijten aan de gevolgen van de landelijke droogte in 2018 en ook de regionaal aanhoudende droogte in 2019 en 2020. Door droogte treedt er minder denitrificatie op, waardoor minder nitraat kan worden afgebroken en dus meer nitraat kan uitspoelen naar het grond- en oppervlaktewater.
Daarnaast kunnen ook zogenoemde indampingseffecten (minder vloeistof ten opzichte van de hoeveelheid nutriënten) optreden. Ook kan de gewasgroei door droogte afnemen waardoor er meer nutriënten achterblijven in de bodem die kunnen uitspoelen. Het niveau en de stijging van de nitraatconcentraties in het uitspoelende water in met name zandgebieden betekent volgens de minister een grote opgave voor het verbeteren van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. De maatregelen van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en het addendum daarop zijn hier onder andere op gericht.
In het RVO/NVWA-rapport ‘Rapportage Nederlands mestbeleid 2021’ zijn de definitieve cijfers van de fosfaat- en stikstofexcretie door de Nederlandse veehouderij in 2021 van het CBS opgenomen. Hieruit komt naar voren dat de productie van dierlijke mest in Nederland is afgenomen in 2021. In 2021 is de totale productie van dierlijke mest gedaald tot 471 miljoen kg stikstof en 148 miljoen kg fosfaat en beide niveaus liggen daarmee verder onder de vastgestelde plafonds van 504,4 miljoen kg stikstof en 172,9 miljoen kg fosfaat. De mestproductie van de verschillende sectoren ligt ook in 2021 onder de sectorplafonds.