Als een ondernemer een lening krijgt aangeboden die hij mede kan gebruiken om zijn verplichtingen volgens een zakelijke overeenkomst na te komen, behoort deze lening tot het verplichte ondernemingsvermogen.
In deze zaak was de belastingplichtige een specialist op het gebied van complexe projectfinancieringen. Een Limited (Ltd.) benaderde deze man om veelbelovende investeringsprojecten voor haar te vinden en te realiseren. Zij sloten een overeenkomst, waarin onder meer stond dat de man een commissie zou ontvangen als vergoeding voor zijn activiteiten. En om zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst te kunnen uitvoeren, verstrekte de Ltd. hem een lening. De aflossingen van deze lening zouden bestaan uit verrekeningen met de commissies waarop de man recht had.Toen de economische situatie verslechterde en de Ltd. hierdoor steeds minder investeringsmogelijkheden had, werd de man geïnformeerd dat de overeenkomst was komen te vervallen en dat hij was ontslagen van al zijn verplichtingen, wat onder meer betekende dat hij de lening niet meer hoefde af te lossen. Vervolgens ontstond een geschil tussen de belastingplichtige en de fiscus. Volgens de inspecteur behoorde de lening tot het verplichte ondernemingsvermogen, maar volgens de belastingplichtige ging het om een privélening.De rechtbank stelde de inspecteur in het gelijk. De lening was nadrukkelijk bedoeld om de belastingplichtige te stimuleren om zakelijke activiteiten voor de Ltd. te verrichten. En aangezien de lening uitsluitend werd afgelost door verrekening met commissies én de man de lening niet hoefde terug te betalen nadat de samenwerkingsovereenkomst was beëindigd, vond de rechtbank dat alles erop wees dat de lening tot het verplichte ondernemingsvermogen behoorde.
Bron: Rb. Noord-Holland, 5-12-2018