Door de overwegingen van de Hoge Raad in het arrest over belastingrente wil staatssecretaris Van Rij het wetsartikel waarmee de inspecteur in rekening gebrachte belastingrente kan minderen eerder voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden.
De Hoge Raad oordeelde in een arrest van 18 november 2022 dat geen belastingrente in rekening kan worden gebracht voor de periode dat een belastingplichtige de verschuldigde belasting heeft betaald. Het arrest geldt voor belastingrentebeschikkingen die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden en voor rentebeschikkingen die vanaf die datum zijn afgegeven en nog worden afgegeven. Als hierbij belastingrente in rekening is gebracht terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald, komen deze rentebeschikkingen in aanmerking voor een rentematiging.
In het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023, dat door de Eerste Kamer is aangenomen, wordt een wetsartikel geïntroduceerd dat dezelfde uitwerking heeft als het arrest van 18 november 2022. Op grond van dit artikel kan de inspecteur in bepaalde situaties de in rekening gebrachte belastingrente verminderen. Zo kan er meer maatwerk geboden worden bij het berekenen van belastingrente. Geregeld wordt dat de inspecteur de in rekening gebrachte belastingrente kan verminderen voor zover gedurende het tijdvak waarover belastingrente in rekening wordt gebracht het te betalen bedrag aan belasting al was geheven, dan wel op aangifte was voldaan of afgedragen. De maatregel treedt in werking op 1 januari 2023 en sluit aan bij de benadering van de Hoge Raad in zijn arrest van 18 november 2022.
Het was de bedoeling om het wetsartikel op 1 januari 2023 niet voor alle belastingmiddelen in werking te laten treden. Voor de loonbelasting en de omzetbelasting zou het artikel pas in 2026 in werking treden, omdat eerdere inwerkingtreding via automatisering niet uitvoerbaar was. Door de principiële overwegingen van de Hoge Raad vindt Van Rij dit echter niet langer wenselijk. De staatssecretaris wil daarom het wetsartikel zo snel mogelijk ook voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden. Om eerdere uitvoering mogelijk te maken, worden zo snel mogelijk nadere regels gesteld waaraan een verzoek om vermindering van belastingrente met betrekking tot de loonbelasting en de omzetbelasting op grond van het wetsartikel moet voldoen. Daarnaast worden de mogelijkheden van een doelmatigheidsgrens bekeken. Zodra de nadere regels gereed zijn en het wetsartikel ook voor de loonbelasting en omzetbelasting gaat gelden, worden belastingplichtigen hierover geïnformeerd via de website van de Belastingdienst.
Totdat het artikel ook voor de loonbelasting en de omzetbelasting in werking is getreden, geldt dat voor rentebeschikkingen die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden, belastingplichtigen om rentematiging kunnen verzoeken met een beroep op het arrest.
Vanaf 18 november 2022 geldt dus dat belastingplichtigen aanspraak kunnen maken op een vermindering van belastingrente als belastingrente in rekening wordt gebracht terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald. Via de communicatiekanalen van de Belastingdienst zal kenbaar worden gemaakt in welke gevallen vermindering van belastingrente mogelijk is en wat de bijbehorende gang van zaken is. Waar dit mogelijk is, zal bij de vaststelling van de belastingaanslag met de rentematiging door de Belastingdienst rekening worden gehouden. Ten aanzien van belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting is dit in ieder geval van toepassing. Belastingrentebeschikkingen ten aanzien van deze belastingmiddelen die op grond van het arrest voor vermindering van belastingrente in aanmerking komen, zullen op initiatief van de Belastingdienst in 2023 (dus achteraf) worden gecorrigeerd. Belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting die zien op het belastingjaar 2022 en later zullen met inachtneming van het arrest worden afgegeven.
Bron: MvF 15-12-2022, Hoge Raad 18-11-2022