Een bestuurder van een bv draagt alle bedrijfsactiviteiten over aan een gelieerde vennootschap. Maar het personeel blijft achter in de bv. De bv leent het personeel wel uit aan de overnemer, maar de bestuurder doet niets als de overnemer niet betaalt. In zo’n situatie is volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant sprake van onbehoorlijk bestuur.
Deze zaak gaat over een man die indirect bestuurder is van een bv met openstaande belastingschulden. De ontvanger van de belastingen stelt de man aansprakelijk voor naheffingsaanslagen loonheffing en omzetbelasting die de bv niet heeft betaald. De man vindt dat hij niet aansprakelijk is en start een beroepsprocedure. De rechtbank constateert dat de man voor sommige belastingschulden een tijdige melding van betalingsonmacht heeft ingediend. Het gevolg is dat de ontvanger aannemelijk moet maken dat het niet betalen van deze schulden is te wijten aan onbehoorlijk bestuur van de man. De rechtbank houdt hierbij rekening met het feit dat de bv in mei 2015 haar bedrijfsactiviteiten heeft overgeheveld aan een andere vennootschap. De helft van de aandelen in die andere vennootschap is in handen van de bestuurder. De rechtbank merkt op dat de bv vóór mei 2015 verhoudingsgewijs significant minder voldeed aan de ontvanger dan aan de concurrente schuldeisers. Maar de rechtbank ziet hierin geen onbehoorlijk bestuur. Een redelijk denkend bestuurder kan zo handelen. Door verschillende crediteuren te betalen, willen zij immers zaken blijven doen met de bv. Die redenering gaat trouwens niet op als de bestuurder moet beseffen dat door zijn handelen de belastingschulden onbetaald blijven. Of als de bv had besloten haar activiteiten te beëindigen. De fiscus wijst vervolgens erop dat vóór mei 2015 een verhoging van de managementvergoeding heeft plaatsgevonden van € 1.538,50 naar € 1.900 per week. Deze stijging is volgens de rechtbank echter te klein om als onbehoorlijk bestuur te kwalificeren. De rechtbank verwerpt eveneens de stelling dat de bv bij het overdragen van haar activiteiten een goodwillvergoeding had moeten bedingen. Aangezien de activiteiten verliesgevend waren, zou een derde geen vergoeding voor goodwill wensen te betalen. Vanaf mei 2015 heeft de bestuurder handelingen verricht die kwalificeren als onbehoorlijk bestuur. De rechtbank verwijt de bestuurder dat hij na de overdracht van de bedrijfsactiviteiten het hele personeelsbestand heeft aangehouden. Vervolgens heeft de bv haar personeel met een opslag van 10% op de loonkosten uitgeleend aan de overnemer. Maar deze gelieerde vennootschap heeft de facturen grotendeels onbetaald gelaten. Toch heeft de bestuurder nagelaten om invorderingsmaatregelen te nemen. Verder meent de rechtbank dat de bv na de beëindiging van haar operationele activiteiten niet langer de vrijheid heeft om te bepalen welke schuldeisers zij betaalt. Hoewel er genoeg redenen zijn om het bedrag van de aansprakelijkstelling te verlagen, zijn er dus ook redenen om een deel van het bedrag te handhaven.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 31-12-2020