Volgens Rechtbank Limburg is de woonplaatsvoorwaarde voor de Tozo-uitkering in strijd met het Unierecht. Dat betekent dat een ondernemer die woont in het buitenland, maar wel binnen de EU, en die een Nederlands bedrijf heeft ook recht kan hebben op een Tozo-uitkering.
Een vrouw en een man zijn elkaar partner en wonen in België. Zij drijven een onderneming in Maastricht. Deze ondernemers vragen een uitkering aan op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo). Maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente wijst dit verzoek af. Voor de Tozo moet de aanvrager namelijk woonachtig zijn in Nederland. De ondernemers starten daarop een beroepsprocedure tegen het weigeren van de Tozo-uitkering.De rechtbank redeneert dat het voor de vrouw en de man minder aantrekkelijk is om in Nederland gevestigd te blijven als gevolg van de woonplaatseis van de Tozo. Zij zouden daardoor immers de Tozo niet kunnen benutten, terwijl ondernemers die in Nederland wonen en een bedrijf hebben wel een Tozo-uitkering kunnen krijgen. En dus beperkt de woonplaatsvoorwaarde de vrijheid van vestiging in het Unierecht. Het college kan de noodzakelijkheid van de woonplaatsvoorwaarde evenmin voldoende motiveren. De rechtbank bepaalt daarom dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Bron: Rb. Limburg 25-04-2022 (gepubl. 26-04-2022)