Volgens Rechtbank Noord-Holland vormt het aanbieden van parkeerplaatsen aan bezoekers van een evenement een afzonderlijke dienst. Deze prestatie valt daarom onder het normale btw-tarief van 21%.
Een bv organiseert jaarlijks een meerdaags popfestival. Om dit festival te mogen houden moet zij een evenementenvergunning hebben. Een onderdeel van de evenementenvergunning is een verkeers- en vervoersplan. In dat verband zorgt de bv voor pendelbussen tussen het festivalterrein en de dichtstbijzijnde in- en uitstapplaatsen van het openbaar vervoer. Daarnaast huurt zij een terrein dat zij tijdelijk inricht als parkeerterrein. Festivalbezoekers kunnen bij de bv festivalkaarten, parkeerkaarten en kaarten voor het gebruik van pendelkussen kopen. Ook combikaarten zijn verkrijgbaar. De bv past het normale btw-tarief toe over de parkeerkaarten, maar vindt dat achteraf onterecht. De bv neemt het standpunt in dat het aanbieden van het festival en de parkeerplaatsen een samengestelde dienst. Deze dienst valt onder het lage btw-tarief, aldus de bv. Maar de rechtbank bestempelt de prestaties als afzonderlijke prestaties. Slechts 31% van de festivalbezoekers heeft het evenement met de auto bezocht. Daarom hoeft lang niet iedere bezoeker een parkeerkaart te kopen. Daarnaast brengt de bv voor de verschillende prestaties afzonderlijke vergoedingen in rekening. Vervolgens verwijst de rechtbank naar een arrest van de Hoge Raad van 17 augustus 2018. Dit arrest betreft de situatie waarin binnen een kring van afnemers van de hoofdprestatie het belang bij het afnemen van de nevenprestatie onderling verschilt. In deze situatie kunnen de afnemers bovendien kiezen om de nevenprestatie al dan niet af te nemen. Deze omstandigheid vormt een aanwijzing dat de nevendienst geen bijkomende prestatie is die opgaat in de hoofdprestatie. De rechter oordeelt dat het aanbieden van parkeerplaats voor bezoekers die met de auto komen een doel op zich is. Daarom moet de bv het normale btw-tarief hanteren.
Bron: Rb. Noord-Holland 17-09-2020