Bij het vangen van pluimvee hanteert de NVWA sinds jaren de zogenaamde 2%-norm. Dit betekent dat bij maximaal 2% van de dieren vang- en laadschade mag optreden. Dit percentage is geen wettelijke norm, maar een handhavingsnorm. Gebruikelijk is dat de NVWA bij een eerste overtreding een waarschuwing oplegt, een volgende overtreding wordt beboet.
Een vleeskuikenhouder kreeg in november 2016 en januari 2017 twee keer een boete van 1.500 euro opgelegd door de NVWA vanwege een overschrijding van de 2%-norm bij de aflevering van vleeskuikens. In beide gevallen bedroeg het vangletsel meer dan 5%. De NVWA legde bij de eerste overtreding geen waarschuwing op, omdat zij een interne richtlijn hanteert dat bij een vang- en laadschade van meer dan 5% direct een boete wordt opgelegd. Deze gedragslijn is – anders dan de ondergrens van 2% vangletsel – niet bekend gemaakt.
De rechtbank oordeelde dat de NVWA door een voor derden niet bekende grens van 5% vangletsel te hanteren, niet op een transparante wijze hanteert. De boete voor de eerste overtreding werd door de rechter ongedaan gemaakt, de boete voor de tweede overtreding niet.
Moraal van het verhaal is dat controlerende instanties nogal eens boetes opleggen op basis van bepaalde richtlijnen. Deze zullen dan wel bekend gemaakt moeten zijn. Wees daarom steeds kritisch of een boete wel opgelegd had mogen worden.