Belanghebbenden die verzeild raken in beroepsprocedures die onredelijk lang duren, hebben recht op een vergoeding voor geleden immateriële schade. Een uitzondering geldt als het om een belang van hooguit € 15 gaat. Daarbij moet men volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kijken naar het belang op grond van het standpunt van de belanghebbende. Dat het uiteindelijke financiële belang veel lager kan zijn, is geen reden om de immateriële schadevergoeding niet toe te kennen.
Een man start een beroepsprocedure omdat hij het standpunt inneemt dat de Belastingdienst hem € 28 te weinig invorderingsrente heeft vergoed. Zijn beroepsprocedure is gedeeltelijk succesvol. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt namelijk dat de fiscus de man nog € 7 moet vergoeden. De man besluit echter in hoger beroep te gaan omdat de redelijke termijn is verstreken. De inspecteur betwist het recht van de man op een immateriële schadevergoeding. Het belang is immers maar € 7, aldus de Belastingdienst. Maar het hof bepaalt dat het om het belang gaat dat de belanghebbende voor ogen staat. In dit geval betreft het een bedrag van € 28, dus hoger dan het drempelbedrag van € 15. Het hof kent de man dan ook een immateriële schadevergoeding toe van € 3.500. En daar komen nog de vergoeding van het griffierecht en de wettelijke rente bij.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 28-04-2021