Als een echtpaar een periodiek verrekenbeding niet heeft uitgevoerd en vervolgens onverplicht een vaststellingsovereenkomst afsluit, kan er in fiscale zin sprake zijn van een schenking als het op grond van het huwelijksvermogensrecht niet noodzakelijk is om tot verrekening over te gaan.
In deze zaak was een echtpaar in 1979 gehuwd op huwelijkse voorwaarden, die iedere vorm van een huwelijksgemeenschap uitsloten. Vele jaren later wees een belastingadviseur hen erop dat de vrouw bij een eventuele echtscheiding vrijwel geen bezittingen zou hebben. Daarom sloten de man en de vrouw een vaststellingsovereenkomst ‘verrekening verleden huwelijkse voorwaarden’. Op grond van deze overeenkomst moest de man € 10 miljoen betalen aan zijn vrouw.Volgens de inspecteur was er sprake van een schenking, aangezien de huwelijkse voorwaarden iedere vorm van een huwelijksgemeenschap uitsloten, vrijwel het gehele vermogen door de man was ingebracht en er geen vermogen was dat voor verrekening in aanmerking kwam. De vaststellingsovereenkomst leidde ertoe dat de vrouw een vordering van € 10 miljoen kreeg op haar man. Door deze vermogensverschuiving was de man verarmd en de vrouw verrijkt. De vrouw voerde aan dat er sprake was van voldoening aan een natuurlijke verbintenis, aangezien zij altijd had meegewerkt in de onderneming van haar man en hiervoor nooit betaald had gekregen. Zij stelde dat haar echtgenoot zich zodoende gedwongen voelde om de genoemde betaling te doen. Maar volgens het hof was de arbeid die de vrouw had verricht gebruikelijk tussen echtgenoten onderling en was niet gebleken dat er sprake was van meer arbeid, aangezien de echtgenoot het altijd voor het zeggen had gehad binnen het concern. Ook was volgens het hof niet aannemelijk dat de werkzaamheden van de vrouw een beloning van € 10 miljoen waard waren. Het hof oordeelde dan ook dat er sprake was van een schenking.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2019