Een voordeel kan alleen dan in de heffing van inkomstenbelasting worden betrokken als er een specifieke bron aan ten grondslag ligt. Hiervoor gelden drie voorwaarden, waaronder de vraag of bij een deelname een objectieve verwachting bestaat dat de investeerder een voordeel redelijkerwijze kan verwachten.
Een man neemt in 2014 deel in een filmfonds. Dit fonds is een maatschap. Deze maatschap heeft als doelstelling productie van een bepaalde film. Het fonds heeft 171 participanten. Een van de participanten is een bv. Deze bv is belast met het beheer en het bestuur van de maatschap. De andere 170 participanten kunnen met participaties van € 10.000 deelnemen in het fonds, met een maximum van 5 participaties. In 2014 brengt man € 20.000 ten laste van zijn ondernemingswinst. In de daaropvolgende jaren geeft de man telkens een bedrag van € 4.000 als belaste winst aan. De inspecteur is het niet eens met de aftrek van € 20.000. In hoger beroep bij Hof Arnhem-Leeuwarden is in geschil of de participatie in het filmfonds een bron van inkomen vormt. Met name is de vraag of een objectieve voordeelsverwachting bestond toen de man in het fonds investeerde. In het prospectus van het fonds is een overzicht opgenomen van de te verwachten rendementen bij bepaalde omzetten van de uitgebrachte film. Het hof neemt dit overzicht als uitgangspunt. Het hof is van oordeel dat een objectieve voordeelsverwachting heeft bestaan toen de man in het fonds investeerde. Het gaat om een spektakelfilm gericht op een heel groot en breed publiek. Voor de film is speciaal een internationaal zeer ervaren regisseur aangetrokken. Een bekende buitenlandse distribiteur heeft zich aan de film gecommitteerd en er is box-office omzet gerealiseerd van € 6 miljoen. Voor het sterk achterblijven van verdere inkomsten bij eerdere prognoses, zoals verkoop van dvd’s en omzet in het buitenland, is volgens het hof een goede verklaring te geven. De investering in het fonds vormt voor de investeerder een bron van inkomen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 09-02-2021