Voor houders van melkvee (dercategorieën 100, 101 en 102) is het verstandig tijdig te bekijken of de (verwachte) gemiddelde veebezetting over dit jaar past binnen de toegekende fosfaatrechten. Bij de berekening van de fosfaatproductie zal gerekend moeten worden met de forfaitaire fosfaatproductie van het melkvee. Hoe langer men wacht, hoe moeilijker het is om de veebezetting bij te sturen.
Tot het melkvee behoort in principe ook vrouwelijk jongvee van vleesvee, dat bestemd is voor het krijgen van een kalf.
Wanneer na afloop van het jaar blijkt dat de forfaitaire fosfaatproductie van het melkvee hoger is dan het aantal fosfaatrechten, is er sprake van een economisch delict. Dat houdt in dat het economisch voordeel dat behaald is met de overproductie wordt weggenomen. Daarbovenop komt nog een boete.
Indien men naast melkvee over andere runderen beschikt die niet onder het stelsel van fosfaatrechten vallen, zal dit duidelijk moeten blijken uit de administratie.
Het aan- of verkopen óf het leasen of verleasen van fosfaatrechten kan een mogelijkheid zijn om het aantal beschikbare fosfaatrechten in evenwicht te brengen met de omvang van de veestapel. Echter volgens de huidige wetgeving vindt bij elke transactie een afroming met 10% plaats. In juli is een Kamermotie aangenomen die de Minister van LNV vraagt om het mogelijk te maken dat jaarlijks 10% van de fosfaatrechten verhuurd kan worden zonder afroming. De Minister stond hier positief tegenover, maar heeft hieraan nog geen uitvoering gegeven.